In afwachting van de Wet arbeidsmarkt in balans heeft minister Koolmees (SZW) de sectorindeling met drie maatregelen alvast fors aangescherpt. De maatregelen werken ook nog eens terug tot 29 juni 2018, 17.00 uur. Alhoewel terugwerkende kracht vanaf het moment van aankondiging en vooruitlopend op wetgeving wel vaker wordt gebezigd door de wetgever, zijn de hiervoor gegeven argumenten en middelen ditmaal flinterdun. 

Forse aanscherpingen

Het nieuwsbericht van 29 juni 2018, 17:00 uur dat minister Koolmees (SZW), mede namens staatssecretaris Snel (Financiën), per direct knelpunten in de sectorindeling aanpakt, moet voor veel werkgevers toch enigszins rauw op hun dak zijn gevallen. Sinds dat tijdstip wordt een verzoek om met terugwerkende kracht in een andere sector te worden ingedeeld niet meer gehonoreerd en zijn gesplitste aansluitingen, concernaansluitingen en aansluitingen van nevenbedrijven en neveninstellingen voor nieuwe gevallen niet meer mogelijk. Met deze directe aanpak sorteert Koolmees voor op de beoogde inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) per 1 januari 2020. Hij blokkeert alvast het 'shopgedrag' van werkgevers naar de laagste premies om een piekbelasting bij de Belastingdienst te voorkomen vóór de ingangsdatum van het wetsvoorstel WAB. Dit voorstel wordt naar verwachting in het derde kwartaal van 2018 ingediend bij de Tweede Kamer.

Op de schop

Dat Koolmees ‘per direct’ de uitvoering van de sectorindeling met drie maatregelen aanscherpt, vindt Léone Bource, loonbelastingspecialiste bij Bource-Snikkenburg Tax Advisors, onbegrijpelijk nu de indeling in sectoren toch al op de schop gaat. “Door de internetconsultatie dit voorjaar van het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans was al duidelijk dat de sectorindeling in de toekomst niet meer relevant is voor de WW-premiestelling en op termijn ook niet meer voor de ZW- en WGA-premies. Het kabinet wil voor de WW namelijk de huidige sectorale differentiatie vervangen door een differentiatie naar aard van het contract: werkgevers gaan hierdoor voor vaste contracten een lagere WW-premie afdragen dan voor flexibele contracten. Deze stelselwijziging is terecht. De sectorindeling met 67 sectoren is, zoals de minister ook al eerder aangaf, niet meer van deze tijd. Het hele systeem van sectoren is sterk verouderd en knelt steeds meer gezien de diversiteit aan werkzaamheden binnen bedrijven.”

Beperkt anticipatiegedrag

Met de ‘per directe’ aanscherping van de sectorindeling veroorzaakt de minister volgens Bource onrust, terwijl het belang om anticipatiegedrag de kop in te drukken toch al niet groot is. Koolmees denkt hier anders over. Hij geeft aan dat het ‘shoppen’ tussen de sectoren om lagere premies te betalen, onder werkgevers steeds populairder is. Het resultaat is niet alleen een sterke toename van het aantal verzoeken tot herindeling, maar inmiddels ook ruim duizend bezwaar-, beroeps- en cassatiezaken over indelingsbeslissingen. De uitvoering van de sectorindeling legt een onverantwoord groot beslag op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst, aldus Koolmees.

Bource ziet dit anders en geeft aan dat door de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) een verzoek om met terugwerkende kracht − maximaal tot vijf jaar terug − ingedeeld te worden in een andere sector slechts beperkt mogelijk is. “Als de onjuiste sectorindeling kan worden toegerekend aan de werkgever of voor hem redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn, zal de inspecteur het verzoek voor herindeling met terugwerkende kracht niet honoreren. In de uitzendbranche speelde wel veel herindelingsdiscussies. Maar dat is al eerder aangepakt. Sinds 25 mei 2017 kunnen uitzendbureaus niet meer worden ingedeeld in een vaksector. Voor nieuwe gevallen geldt standaard de uitzendsector.”

“Dat de Belastingdienst een foute sectorindeling wel met terugwerkende kracht mag rechtzetten, terwijl de werkgever die mogelijkheid niet meer heeft, is in mijn ogen niet correct,” vervolgt Bource. “Werkgevers die onterecht en buiten hun eigen toedoen of invloed in een onjuiste sector zijn ingedeeld en daar nu pas achter komen, doen er verstandig aan om in afwachting van de WAB toch te vragen om correctie met terugwerkende kracht. Het hele wetgevingstraject is immers nog niet eens gestart. En voor wat betreft de andere twee aanscherpingen: verzoeken om gesplitste aansluitingen komen in de praktijk niet veel voor en verzoeken om concernaansluitingen wellicht iets vaker. Met een streep door de concernaansluiting voor nieuwe gevallen maakt de minister herstructureringen in bepaalde gevallen echter minder aantrekkelijk. Je kunt je afvragen of dit wenselijk is.”

Verantwoording

De onmogelijkheid van een gesplitste aansluiting voor nieuwe gevallen en geen herindelingen meer met terugwerkende kracht op verzoek zullen beiden worden opgenomen in het wetsvoorstel WAB. Daarin wordt geregeld dat als dit wetsvoorstel wordt aangenomen de twee maatregelen met terugwerkende kracht van toepassing zijn op verzoeken die op of na 29 juni 2018, 17.00 uur zijn ingediend. Voor de concernaansluiting is deze terugwerkende kracht inmiddels geregeld met een wijziging van de Regeling Wfsv. Koolmees acht zijn anticiperen op de voorgenomen wet- en regelgeving noodzakelijk. In zijn aankondigingsbrief geeft hij aan te voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarden. Zo is sprake van in voorbereiding zijnde wetgeving, zijn er dusdanige onbillijkheden of uitvoeringstechnische problemen aanwezig dat anticiperen op een wetswijziging wenselijk is en zijn de belangen zorgvuldig afgewogen.

Flinterdun

Fiscaal advocaat Diana Jansen van Tax Studio heeft zo haar twijfels en noemt de verantwoording van Koolmees voor het ‘per direct’ ingrijpen in de sectorindeling flinterdun. “Bource gaf hier boven al aan dat het anticipatiegedrag van werkgevers met het ‘shoppen’ tussen de sectoren beperkt is. Het is dus maar de vraag of het aantal procedures en verzoeken voor herindeling explosief toeneemt in het zicht van de WAB. Of de minister genoeg redenen heeft om knelpunten in de sectorindeling per aankondiging aan te pakken, is aan de rechter om te beoordelen. Als het gaat om wetgeving volgt uit de jurisprudentie dat de wetgever in fiscale zin een ruime marge heeft. Wetgeving met terugwerkende kracht komt niet zonder meer in strijd met Europese regelgeving. Dat de sectorindeling de afgelopen jaren capaciteitsproblemen oplevert binnen de Belastingdienst, vind ik geen sterk argument.”

Grootste bottleneck is mogelijk het lange wetgevingstraject van de WAB, meent Jansen. “Het voorstel moet nog worden ingediend en premiedifferentiatie naar aard van het contract in plaats van de huidige sectorindeling is slechts een onderdeel van een omvangrijk herzieningspakket. De WAB bevat een hele serie aan maatregelen op het terrein van flexibele arbeid, het ontslagrecht en de financiering van de WW om de kloof tussen vast personeel en werknemers met een flexibel contract te dichten. Door deze keur aan maatregelen is het dus op dit moment nog uiterst onzeker of dit wetsvoorstel ongeschonden en op tijd (1 januari 2020) de eindstreep haalt. Door zover vooruit te anticiperen, loopt de minister een risico. Mochten er procedures worden gestart tegen de terugwerkende kracht van de aangescherpte sectorindeling en de hogere rechter de rechtsgeldigheid hiervan gaat toetsen, dan moet er op dat moment wel een juridische basis zijn. Die basis ontbreekt, zolang het wetsvoorstel WAB niet is aangenomen.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Premieheffing

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

1

Gerelateerde artikelen