De strijd van de overheid tegen "kwaadwillende" belastingplichtigen zet zich voort. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft recent een nieuw wetsvoorstel aangekondigd, waarbij de bevoegdheid van de Belastingdienst om na te vorderen over binnenlandse tegoeden sterk wordt verruimd: van 5 naar 12 jaar (!). Voorwaarde is wel dat bij de belastingplichtige sprake is van "kwade trouw".

Het voorstel wordt volgens Weekers gedaan omdat het kabinet van mening is dat belastingplichtigen die willens en wetens niet meewerken, geen snelle rechtszekerheid verdienen. Niet valt echter uit te sluiten dat Financiën met deze wetswijziging onwelgevallige (Europese) jurisprudentie ter zijde wenst te schuiven.

In het arrest van 11 juni 2009 heeft het Hof van Justitie EG geoordeeld dat het verschil tussen de navorderingstermijn van 5 jaar voor binnenlandse tegoeden en van 12 jaar voor buitenlandse vermogensbestanddelen in beginsel strijdig is met het vrij verkeer van kapitaal en/of diensten. Dit kan leiden tot onverbindendheid van de regeling, behoudens indien en voor zover daarvoor rechtvaardigheidsgronden aanwezig zijn. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie heeft de Hoge Raad regels geformuleerd die in acht moeten worden genomen bij het opleggen van een navorderingsaanslag met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar. Op grond van deze regels moet de inspecteur, na het verkrijgen van aanwijzingen van het bestaan van buitenlandse spaartegoeden, redelijke voortvarendheid betrachten bij zijn onderzoek én bij het vaststellen van een navorderings-aanslag.

Het gevolg van deze jurisprudentie is dat de fiscus niet meer onbeperkt gebruik kan maken van de navorderingstermijn van 12 jaar. De inspecteur kan immers niet meer achterover leunen maar moet met verkregen informatie flux aan de slag. Doet hij dat niet, dan verspeelt hij zijn navorderingsrecht. Door de navorderingstermijn óók voor binnenlandse tegoeden op te rekken naar 12 jaar, vervalt het onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse situaties. Financiën poogt daarmee wellicht het nieuwe vereiste van de ‘redelijke voortvarendheid' te omzeilen.

Mocht deze voorgestelde wetswijziging de instemming van de Tweede en Eerste Kamer al verkrijgen, dan meen ik dat deze Europese rechtspraak die de rechtszekerheid voor belastingplichtigen ten goede komt ook dient te gelden voor binnenlandse situaties.
 

Informatiesoort: Column

Rubriek: Bronbelasting

34

Gerelateerde artikelen