Hof 's-Hertogenbosch stelt acht prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Het hof verzoekt de Hoge Raad onder andere om duidelijkheid te verschaffen over de rechtsvragen die verband houden met het geschil over de (eventuele) transparantie van A-Fonds voor fiscale doeleinden.
Belanghebbende, A-Fonds, is een naar Duits recht opgericht beleggingsfonds (Spezial-Sondervermögen) en heeft geen rechtspersoonlijkheid. A-Fonds is vrijgesteld van de Duitse winstbelasting. Sparkasse B, een Duitse bank, houdt alle bewijzen van deelgerechtigdheid. A-Fonds ontvangt portofoliodividenden uit Nederland en verzoekt om teruggaaf van de ingehouden Nederlandse dividendbelasting. In geschil is of er op basis van het vrije kapitaalverkeer van art. 63 VWEU recht op teruggaaf bestaat, en zo ja, bij wie.
Hof 's-Hertogenbosch stelt vast dat het antwoord van het HvJ EU op zijn prejudiciële vragen (2 mei 2019, nr. 598/17, V-N 2019/23.12), voldoende duidelijkheid biedt voor de verdere inhoudelijke beslechting van het geschil. Toch besluit het hof om wederom prejudiciële vragen te stellen. Dit maal echter aan de Hoge Raad. Het hof verzoekt de Hoge Raad om duidelijkheid te verschaffen over de rechtsvragen die verband houden met het geschil over de (eventuele) transparantie van A-Fonds voor fiscale doeleinden. Na consultatie van partijen, legt het hof prejudicieel acht vragen voor aan de Hoge Raad.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Wet op de dividendbelasting 1965 1
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 17
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 3
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 16 juli