De Hoge Raad oordeelt dat het in het Besluit proceskosten bestuursrecht gemaakte verschil tussen WOZ en BPM-procedures enerzijds en andere procedures anderzijds discriminatoir en in strijd is met art. 1 van de Grondwet.

X doet BPM-aangifte voor een Volvo S60 1.6 D2 Summum met schade en voldoet hiertoe de BPM. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur in de bezwaarfase onvoldoende onderzocht of achteraf gezien niet te veel BPM is voldaan. Hij beschikt op dat moment namelijk zelf over de datum van de tenaamstelling, zodat op eenvoudige wijze de extra leeftijdskorting kan worden berekend. De zaak gaat terug naar de inspecteur om het bezwaar opnieuw te behandelen. Rekening houdend met drie andere samenhangende zaken en € 541 per punt krijgt X een proceskostenvergoeding van € 801. X stelt in cassatie onder meer dat het hof voor de proceskostenvergoeding ten onrechte het vanaf 1 juli 2021 geldende lage forfait voor BPM- en WOZ-zaken heeft toegepast.

De Hoge Raad oordeelt dat het in het Besluit proceskosten bestuursrecht gemaakte verschil tussen WOZ en BPM-procedures enerzijds en andere procedures anderzijds discriminatoir en in strijd is met art. 1 van de Grondwet (zie HR 27 mei 2022, 21/02977, V-N 2022/24.13). Er is namelijk geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in behandeling. Voor het overige is het beroep van X ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO). Voor de proceskosten krijgt X het huidige algemene forfait van € 759 per punt. Rekening houdend met drie andere samenhangende zaken krijgt X voor de cassatieprocedure een vergoeding van 0,25 x € 4554, voor hofprocedure 0,25 x € 2277, en voor de rechtbankprocedure eveneens 0,25 x € 2277.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 3:2

Besluit proceskosten bestuursrecht bijlage

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 september

Carrousel: Carrousel

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen