Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de verhuur van het hotel een materiële onderneming is, zodat terecht een beroep wordt gedaan op de SW-bedrijfsopvolgingsfaciliteit.

Mevrouw D schenkt in 2015 één bv-aandeel aan haar dochter X (belanghebbende). In geschil is of de bv in materiële zin een onderneming exploiteert, zodat de SW-bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is. De feitelijke activiteiten bestaan uit de verhuur van twee panden tegen geïndexeerde huren. Het betreft een hotel, alsmede een nabijgelegen (woon)pand, waarvan D zelf de tweede verdieping bewoont. Volgens Rechtbank Noord-Holland exploiteert de bv geen materiële onderneming. Het maakt niet uit dat het hotel tot 2000 via een dochter-bv zelf werd geëxploiteerd. X stelt in hoger beroep dat zij en haar zuster qua arbeid nauw zijn betrokken bij de dagelijkse exploitatie van het hotel en het voortdurend plannen van investeringen om de sterren te handhaven.

Hof Amsterdam oordeelt dat de verhuur van het hotel een materiële onderneming is. Er wordt namelijk meer arbeid verricht dan bij normaal vermogensbeheer en het rendement is ook hoger dan wat doorgaans wordt behaald bij een beleggingspand. Het kantoor van de bv op de derde verdieping van het andere pand behoort mede tot de onderneming. Het beroep van X is gegrond. De aanslag wordt verlaagd tot een belaste verkrijging van € 2602 met een voorwaardelijke vrijstelling van € 24.086.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35d

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 27 mei

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen