Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en dat X bv geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding.

B bv least vanaf 9 september 2011 een BMW met Duits kenteken en doet op die dag namens de eigenaar BPM-aangifte. In november 2011 maakt de gemachtigde van X bv pro forma bezwaar tegen de voldoening van € 948 op aangifte voor de `BMW, type onbekend´. Vanaf 11 juni 2012 staat de auto op naam van X bv. In maart 2015 wordt het bezwaar gemotiveerd en in 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk, maar kent aan X bv wel een immateriële schadevergoeding toe van € 5500. Partijen gaan in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en dat X bv geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding. X bv heeft namelijk bezwaar gemaakt, terwijl zij niet aangifteplichtig of kentekenhouder was en evenmin BPM op aangifte heeft voldaan. X bv heeft dus geen financieel belang bij een beslissing over de BPM. Niet aannemelijk is dat X bv door de procedure zodanige spanning en frustratie heeft ondervonden, dat deze voldoende is om tot een financiële vergoeding van de immateriële schade te komen. Het beroep van de inspecteur is gegrond en het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 19 januari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen