A-G Koopman concludeert dat het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting van 8% geen stand kan houden en moet worden verlaagd. Dat schrijft KPMG Meijburg op basis van een door hen ontvangen conclusie die nog moet worden gepubliceerd. A-G Koopman adviseert de Hoge Raad om het percentage vast te stellen op de wettelijke (niet handels)rente van art. 6:119 BW.

Op 7 november 2024 oordeelde Rechtbank Noord-Nederland dat het in 2022 en 2023 gehanteerde belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting van 8%, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank bepaalde dat de belastingrente in dat geval moest worden berekend tegen 4%. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak sprongcassatie ingesteld bij de Hoge Raad, V-N 2025/5.1.4.

De A-G komt op basis van verschillende gronden tot de slotsom. Het hanteren van een rentepercentage van 8% gaat verder dan strikt noodzakelijk is voor het doel van de belastingrenteregeling. Verder wordt het motiveringsbeginsel geschonden doordat de nadelen voor vennootschapsbelastingplichtigen niet – of niet voldoende kenbaar – zijn meegewogen. Ook heeft de regelgever in redelijkheid niet tot de vastgestelde rentetarieven kunnen komen. Elk van deze gronden brengt de A-G tot de slotsom dat het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond moet worden verklaard. Voor de onderhavige procedure zou dit, gelet op de omvang van het geschil in cassatie, moeten resulteren in een belastingrentepercentage van 4%.

De uitspraak van de rechtbank leidde tot veel bezwaarschriften van andere belastingplichtigen tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De staatssecretaris heeft deze bezwaarschriften aangewezen als massaal bezwaar (V-N 2025/25.13). De uitkomst van deze cassatieprocedure is van invloed op de behandeling van deze bezwaren.

Ter voorbereiding op het nemen van een beslissing over de cassatieprocedure heeft de Hoge Raad iedereen tot en met 20 juni 2025 de gelegenheid gegeven om ‘mee te denken’. De Hoge Raad maakte hiermee gebruik van het instrument van de ‘amicus curiae’ (V-N 2025/25.14).

Bron: KPMG Meijburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

186

Gerelateerde artikelen