De invoering van de algemene antimisbruikbepaling van art. 29i Wet VPB 1969 heeft vorig jaar betrekkelijk weinig aandacht gekregen. Het is de – uitgestelde – codificatie van de algemene antimisbruikbepaling (‘GAAR’) uit de anti-ontgaansrichtlijn (ATAD).
Het Belgische Grondwettelijk Hof stelt een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU over de Minimumbelasting. Volgens het hof bestaat er namelijk twijfel over de geldigheid van de artt. 12 tot 14 EU-richtlijn 2022/2523.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffing van forensenbelasting van X geen beperking van vrij verkeer van kapitaal oplevert. Het hof overweegt daarbij dat X zich niet bevindt in een situatie die objectief vergelijkbaar is met die van een persoon die zijn hoofdverblijf in de gemeente heeft en daar een tweede woning aanhoudt.
De Amerikaanse hogere importheffingen op goederen uit de Europese Unie en tientallen landen zijn van kracht. De tarieven van 10 tot 50 procent voor veel handelspartners van de Verenigde Staten gingen donderdagnacht (Amerikaanse tijd) in.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het BTW-tarief van 0% terecht door W is toegepast op de levering van de appelen. Omdat de goederen buiten medeweten van W door de afnemer buiten het grondgebied van de Europese Unie zijn uitgevoerd is toch sprake van een ICL.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Italië in strijd met het EU-recht handelt door een lokale belasting (IRAP) te heffen over buitenlandse deelnemingsdividenden. Het is in strijd met de moeder-dochterrichtlijn om meer dan 5% van de dividenden te belasten die Mediolanum ontvangt.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat P GmbH geen BTW is verschuldigd voor de onjuiste facturen die zij heeft uitgereikt aan een niet-belastingplichtige. Dat zij ook verdere onjuiste facturen heeft uitgereikt aan andere, wél belastingplichtigen, is niet van belang.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Franse douaneautoriteit alleen dan verplicht is om ambtshalve tot terugbetaling van de douanerechten over te gaan, wanneer zij vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar zelf heeft vastgesteld dat deze ten onrechte zijn geïnd.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de door Határ verrichte activiteiten een dienst vormen voor de BTW-heffing. Deze dienst is onderscheiden en onafhankelijk van de overeenkomstige vrijgestelde goederenlevering.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat wederverkopers de winstmargeregeling kunnen toepassen op aan hen geleverde kunstvoorwerpen wanneer dit geschiedt door de maker ervan via een rechtspersoon.