
De strijd om rechtsherstel voor de niet-bezwaarmakers in box 3 krijgt een nieuw vervolg. In overleg met de Staatssecretaris van Financiën is besloten om twee recente uitspraken van rechtbank Den Haag en rechtbank Zeeland-West-Brabant via sprongcassatie direct aan de Hoge Raad voor te leggen. Daarmee komt de hoogste rechter in Nederland opnieuw aan zet.
Kort voor de zomer deden beide rechtbanken uitspraak in twee van de vier proefprocedures massaal bezwaar plus. Zij oordeelden dat niet-bezwaarmakers geen recht hebben op rechtsherstel, omdat zij destijds niet tijdig en individueel bezwaar hebben aangetekend.
Omdat in deze zaken geen geschil bestaat over de feiten, maar uitsluitend over de uitleg van de rechtsregels, hebben alle betrokken partijen ingestemd met sprongcassatie. Voor een definitief antwoord op deze principiële rechtsvraag is een oordeel van de Hoge Raad noodzakelijk.
Gevolgen voor de niet-bezwaarmakers
Door de keuze voor sprongcassatie kan sneller duidelijkheid komen over de vraag of niet-bezwaarmakers alsnog recht hebben op rechtsherstel voor de jaren 2017-2020. Op basis van eerdere collectieve procedures in box 3 is de verwachting echter dat de Hoge Raad pas na enkele maanden de behandeling oppakt. Een uitspraak dit jaar ligt daardoor niet voor de hand.
Hoe nu verder?
De koepelorganisaties van fiscale dienstverleners (NOAB, NOB, RB en SRA), de Consumentenbond, ConsumentenClaim en de Bond voor Belastingbetalers werken momenteel aan het cassatieberoepschrift. De inzet blijft ongewijzigd: volledige toegang tot rechtsherstel en toepassing van de Wet tegenbewijsregeling box 3 voor álle niet-bezwaarmakers.
Bron: Koepelorganisaties fiscale dienstverleners