
Rechtbank Rotterdam heeft op 28 mei 2025 een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 197 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur in een grensoverschrijdende BTW-fraudezaak. De zaak werd vervolgd door het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Het is de eerste strafzaak in Nederland waarin het EOM als vervolgende instantie optreedt.
Het EOM is een onafhankelijk vervolgingsorgaan van de Europese Unie. Het is bevoegd om strafbare feiten te onderzoeken en te vervolgen die de financiële belangen van de EU schaden, zoals grensoverschrijdende BTW-fraude en corruptie. In deze zaak was het EOM bevoegd en ontvankelijk omdat de geraamde schade meer dan € 10 miljoen bedroeg en de fraude een grensoverschrijdend karakter had, onder meer door betrokkenheid van een Duitse onderneming binnen de fraudeconstructie. Naast de vraag of het EOM bevoegd was waren er procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en het EOM. De rechtbank heeft een uitspraak gedaan in lijn met die procesafspraken.
De zaak
De verdachte was de bestuurder van een bedrijf dat deel uitmaakte van een georganiseerde BTW-fraudeconstructie. Het bedrijf fungeerde als zogenoemde ‘missing trader’: het kocht goederen zonder BTW in bij buitenlandse leveranciers, en verkocht deze binnen Nederland zonder BTW af te dragen. Deze handel duurde ruim anderhalf jaar en bracht de verdachte en medeverdachten financieel voordeel, ten koste van de Belastingdienst en de samenleving.
De straf en motivering
De man maakte met zijn handelen inbreuk op het fiscale systeem en liet de Belastingdienst en samenleving achter met een aanzienlijk bedrag aan onbetaalde omzetbelasting. Hij gaf tijdens het onderzoek geen enkele verklaring over zijn betrokkenheid en nam geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de faciliterende en onmisbare rol van de verdachte binnen de fraude, zijn strafblad, zijn medische situatie en de tijd die sinds de feiten is verstreken. De rechtbank legde daarom een gevangenisstraf op van 197 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf van 240 uur opgelegd.
Bron: Rechtspraak
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Strafrecht, Omzetbelasting