De NOB is kritisch over de voorgestelde teruggaafregeling dividendbelasting voor Nederlandse achterliggers (of u-bochtbeleggers) in buitenlandse beleggingsinstellingen. De regeling is volgens de NOB te complex, praktisch onuitvoerbaar en zeer waarschijnlijk in strijd met het Unierecht. De NOB pleit voor overleg met de Europese Commissie, uitbreiding naar buitenlandse beleggers en meer aandacht voor praktische uitvoerbaarheid en gelijke behandeling. Dit staat in de reactie van de Orde op de internetconsultatie Fiscale Verzamelwet 2027.

Het conceptwetsvoorstel volgt op een arrest van de Hoge Raad van 13 september 2024, nr. 23/00752, ECLI:NL:HR:2024:1176, r.o. 3.4.3, V-N 2024/40.12, waarin is bepaald dat Nederland op grond van het Unierecht moet voorkomen dat Nederlandse beleggers via buitenlandse beleggingsinstellingen zwaarder worden belast dan via een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling (fbi). De Hoge Raad geeft in het arrest alleen aan dat een u-bochtbelegger niet zwaarder mag worden belast, maar geeft niet aan op welke wijze Nederland dit moet realiseren. Dat is dus aan de wetgever.

Complexiteit, uitvoerbaarheid en doelmatigheid

De NOB meent dat de Hoge Raad de wetgever heeft opgezadeld met een (bijna) onmogelijke taak. Het kabinet heeft gekozen voor een op het eerste gezicht minder complexe oplossing. Dit betekent volgens de Orde overigens geenszins dat deze oplossing werkbaar is in de praktijk en voldoet aan de randvoorwaarde die door de Hoge Raad is meegegeven. De NOB meent dat een extreem groot beroep wordt gedaan op het doenvermogen van de belegger en dat zelfs voor grotere beleggers het een ondoenlijke taak zal blijken te zijn om de benodigde informatie te verzamelen waarmee wordt voldaan aan de voorwaarden voor de teruggaafregeling. De regeling zal in de praktijk nauwelijks tot teruggave van dividendbelasting leiden. De regeling legt namelijk een zware administratieve en bewijslast bij de belegger. Alleen als buitenlandse beleggingsinstellingen vrijwillig extra informatie aanleveren, kan een belegger aanspraak maken op teruggave. Dit is onzeker, omdat deze instellingen vaak niet weten wie hun beleggers zijn en het de vraag is of zij deze extra inspanning zullen doen.

Beperking tot Nederlandse beleggers en rechtspraak van het HvJ EU

De regeling geldt alleen voor in Nederland gevestigde beleggers, terwijl volgens de NOB uit vaste rechtspraak van het HvJ EU volgt dat ook buitenlandse beleggers (EU/EER/derde landen) recht zouden moeten hebben op gelijke behandeling. Dit punt is temeer actueel vanwege het recente besluit van de Europese Commissie om een met reden omkleed advies uit te brengen aan Nederland. Er is volgens de NOB dus een groot risico dat de regeling niet ‘EU-proof’ is. Om die reden raadt de NOB aan deze vraag met de Europese Commissie te bespreken en de Kamer over de uitkomsten te informeren.

Aan de hand van een aantal voorbeelden laat de NOB zien dat het arrest van de Hoge Raad leidt tot schending van het Unierecht. Omdat het conceptwetsvoorstel het arrest één op één volgt, geldt deze conclusie ook voor het voorstel.

Belangstellenden konden tot en met 18 september 2025 reageren op de internetconsultatie.

Lees hier de hele reactie.

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Dividendbelasting

461

Gerelateerde artikelen