Als het tot een juridische procedure komt, moet de overheid terughoudend zijn in het starten of voortzetten van die procedure. Dat staat in een reactie van staatssecretaris Struycken voor Rechtsbescherming op meerdere moties uit de Tweede Kamer over de rol van de Staat als procespartij. Aanleiding hiervoor zijn onder andere de toeslagenaffaire en bredere zorgen over de rechtsstaat. 

Zeker als een burger eerder in het gelijk is gesteld, moet de overheid zich afvragen of hoger beroep echt nodig is. Alleen als het algemeen belang zwaarwegend genoeg is, bijvoorbeeld bij onduidelijkheid in de wet of uiteenlopende rechterlijke uitspraken, kan hoger beroep gerechtvaardigd zijn. Ook het beroep op verjaring, het niet meer in behandeling nemen van oude claims, moet met zorg worden toegepast. Als de overheid erkent dat zij fout zat, en de gevolgen daarvan duidelijk zijn, dan moet zij in principe geen beroep doen op verjaring.

Een ander punt is dat precedentwerking, het idee dat een beslissing gevolgen heeft voor andere vergelijkbare gevallen, nooit een reden mag zijn om burgers compensatie te weigeren. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld, en het belang van rechtvaardigheid voor het individu mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan beleidsmatige of financiële overwegingen.

Het kabinet werkt aan een afwegingskader voor het instellen van hoger beroep. Dit kader moet overheidsorganisaties helpen om zorgvuldige en mensgerichte keuzes te maken. Daarnaast wordt gewerkt aan gedragsnormen voor burgergericht procederen en handvatten voor een informele, oplossingsgerichte behandeling van bezwaren.

Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid/ Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

14

Gerelateerde artikelen