
In dit artikel staan alle wijzigingen op het gebied van de milieubelastingen uit het belastingpakket 2026 per wetsvoorstel.
Belastingplan 2026
- In de belasting op leidingwater wordt primair 1) het heffingsplafond geschrapt, 2) de belastinggrondslag versmald naar water van drinkwaterkwaliteit en 3) de zogenoemde 1000 klantenregeling afgeschaft. Het stapsgewijs aanscherpen van het heffingsplafond betekent: ophoging van het heffingsplafond tot 50.000 kubieke meter per 2026 en afschaffing van het heffingsplafond per 2027.
- Het kabinet heeft besloten om een polymerenheffing niet in te voeren. Het kabinet stelt daarom de volgende alternatieve maatregelen binnen de CO2-heffing industrie en de afvalstoffenbelasting voor om deze resulterende derving te dekken:
A. Hervormingen binnen de afvalstoffenbelasting. Hierbij wordt de vrijstelling voor
zuiveringsslib afgeschaft (per 2027) en een apart tarief voor storten-met-ontheffing
geïntroduceerd (per 2029);
B. Inzetten budgettaire terugsluis opbrengst CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI);
C. Een technische invulling bestaande uit een generieke verhoging van de afvalstoffenbelasting; en de aanscherping van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (tarief naar 295 euro/ton CO2 in 2030, afbouw van de AVI-correctiefactor vanaf 2030 naar 0 in 2033, handel in dispensatierechten wordt beperkt tot afvalverbrandingsinstallaties onderling). - Het tarief van de CO2-heffing voor ETS1-en lachgasinstallaties wordt verlaagd naar € 78,67 per ton CO2. Daarnaast wordt de hoeveelheid vrijgestelde rechten verruimd, door de reductiefactor in 2026 te verhogen en na 2026 constant te houden. Deze aanpassingen gelden alleen voor de ETS1- en lachgasinstallaties.
- Met ingang van 1 januari 2026 wordt de belastingvermindering energiebelasting structureel verhoogd. De verhoging in 2026 is per kwalificerende aansluiting € 9,30.
Overige fiscale maatregelen 2026
- Verwijzingen naar SBI-codes in de energiebelasting worden geactualiseerd;
Differentiatie vliegbelasting
Het wetsvoorstel betreft de introductie van een gedifferentieerd tarief in de vliegbelasting en wordt gebaseerd op de eindbestemming waar de passagier vanaf een Nederlandse luchthaven naartoe vliegt. Dit betreft alleen de passagiers die in Nederland opstappen, zogenoemde Origin Destination (OD-)passagiers. Passagiers die overstappen op Nederlandse luchthavens zijn uitgezonderd van de vliegbelasting. De eindbestemming wordt bepaald aan de hand van de door of voor de passagier afgesloten vervoersovereenkomst. Een overstapluchthaven wordt niet als eindbestemming beschouwd.
De voorgestelde progressieve tariefstructuur maakt onderscheid tussen drie afstandscategorieën. De verschillende staten en gebieden zijn opgenomen in twee bijlagen. Bijlage A bevat de lidstaten van de Europese Unie alsmede het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba) en Europese staten en gebieden waarvan de hoofdstad is gelegen op een afstand van 0 tot circa 2000 kilometer van Amsterdam. Bijlage B bevat staten en gebieden die niet onder bijlage A vallen en waarvan de hoofdstad doorgaans is gelegen op een afstand tussen de circa 2000 en 5500 kilometer van Amsterdam. Voor staten en gebieden die niet zijn opgenomen in de bijlagen, geldt dat de hoofdstad op een afstand van meer dan 5500 kilometer van Amsterdam is gelegen en in de verste afstandscategorie vallen.
Afhankelijk van in welke staat of in welk gebied de eindbestemming zich bevindt, bedraagt de vliegbelasting:
- € 29,40, indien de eindbestemming van de passagier is gelegen in een staat of gebied die, onderscheidenlijk dat, is opgenomen in bijlage A;
- € 47,24, indien de eindbestemming van de passagier is gelegen in een staat of gebied die, onderscheidenlijk dat, is opgenomen in bijlage B;
- € 70,86, indien de eindbestemming van de passagier is gelegen in een staat of gebied die, onderscheidenlijk dat, niet is opgenomen in bijlage A of bijlage B
Wanneer de eindbestemming van een passagier niet kan worden vastgesteld, bedraagt het tarief €70,86.
Wetsvoorstel uitvoering Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)
Met ingang van 1 januari 2026 wordt de Verordening tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (het ‘Carbon Border Adjustment Mechanism’, oftewel CBAM) volledig operationeel. Het CBAM heeft als doel om koolstoflekkage te voorkomen door een koolstofprijs te heffen op ingevoerde goederen uit landen van buiten de EU, zodat Europese bedrijven eerlijker kunnen concurreren en derde landen worden gestimuleerd om vergelijkbare klimaatmaatregelen te treffen. Het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens voorziet in de aanvullende bepalingen die nodig zijn om in Nederland ook uitvoering te kunnen geven aan die bepalingen van de verordening die met ingang van 1 januari 2026 van toepassing worden.
In het wetsvoorstel zijn de volgende maatregelen opgenomen:
- Er komen twee additionele titels voor hoofdstuk 16c Wmb om de bepalingen in hoofdstuk 16c Wmb verder te structureren;
- Importeurs moeten per 1 januari 2026 over een toelating beschikken om CBAM-goederen te mogen invoeren. Verder moeten zij ook jaarlijks CBAM-aangifte doen en CBAM-certificaten inleveren;
- De Minister van Financiën is aangewezen als het bestuursorgaan dat in Nederland wordt belast met de verkoop en terugkoop van zogenoemde CBAM-certificaten op een gemeenschappelijk centraal platform dat door de EC wordt beheerd;
- Het toezicht op de naleving dat CBAM-goederen uitsluitend door een toegelaten CBAM-aangever in het douanegebied van de EU worden ingevoerd komt bij de NeA te liggen. De NeA moet toezicht houden en kan sancties opleggen wanneer kernbepalingen van de verordening worden geschonden. Dit betreft onder andere de verplichting om de NEa in kennis te stellen van wijzigingen die van belang zijn voor de toelating van een CBAM-aangever, de verplichting om de CBAM-aangifte te doen en de verplichting om aan het einde van elk kwartaal voldoende CBAM-certificaten op de rekening te hebben;
- Er komt een expliciete wettelijke grondslag om de NeA in staat te stellen om vertrouwelijke informatie van de douane te ontvangen en informatie bekend te kunnen maken aan derden die de NeA ondersteunen bij de uitvoering van de verordening;
- Rechtbank Den Haag wordt ook aangewezen voor geschillen met betrekking tot de aanvullende boetebesluiten die het gevolg kunnen zijn van dit wetsvoorstel; en
- De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordeelt in beroep geschillen over de last onder dwangsom.
Bron: Redactie TaxLive