In dit artikel staan alle wijzigingen op het gebied van de vennootschapsbelasting en de minimumbelasting uit het belastingpakket 2026 per wetsvoorstel.

Overige fiscale maatregelen 2026

  • Aanpassing minimumkapitaalregel in de vennootschapsbelasting: met de aanpassing wordt de uitzondering voor intern liquiditeitsbeheer voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2026 nader ingeperkt, waardoor de rente op geldleningen die verband houden met deposito’s van natuurlijke personen alsnog onder de minimumkapitaalregel valt;
  • Tijdelijk overgangsrecht fonds voor gemene rekening: om kortstondige belastingplicht te voorkomen wordt voorgesteld een overgangsmaatregel te treffen die lichamen die tot en met 2024 als fiscaal transparant werden aangemerkt ook met ingang van 1 januari 2025 tijdelijk – dat wil zeggen tot het moment dat deze overgangsmaatregel vervalt – niet als fonds voor gemene rekening aan te merken indien dat lichaam daarvoor kiest.

Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling bijheffing-informatieaangifte (DAC9) 

Het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting strekt tot implementatie van DAC9 (Richtlijn (EU) 2025/872) in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) en de Wet Minimumbelasting 2024 (Wet MB 2024). 
Om administratieve lasten te beperken, volstaat het dat de bijheffing-informatieaangifte in één EU-lidstaat wordt ingediend als sprake is van een kwalificerende overeenkomst, waarna die staat de informatie automatisch deelt met andere lidstaten. Het onderhavige wetsvoorstel regelt dit proces. Onder een kwalificerende overeenkomst wordt verstaan een bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling tussen twee of meer bevoegde autoriteiten die voorziet in de automatische uitwisseling van de jaarlijkse bijheffing. Zie ook: Wijzigingen in het formele belastingrecht.

Tweede wet aanpassingen Wet minimumbelasting 2024

Met het wetsvoorstel worden de resterende onderdelen uit de door de OESO opgestelde administratieve richtsnoeren van december 2023, juni 2024 en januari 2025 opgenomen in de Wet minimumbelasting 2024 (Wet MB 2024). In beginsel wordt aan de gehele wet terugwerkende kracht verleend tot en met 31 december 2023 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. 

In het wetsvoorstel zijn onder andere de volgende maatregelen opgenomen:

  • Voor de kwalificatie van een doorkijkentiteit als fiscaal transparante entiteit of als omgekeerde hybride entiteit, indien het belang gehouden wordt via een of meer andere doorkijkentiteiten, wordt gekeken naar de eerste achterliggende belanghouder in de keten die geen doorkijkentiteit is. De kwalificatie van de doorkijkentiteit in de staat van deze achterliggende belanghouder is bepalend. Een doorkijkentiteit die geen uiteindelijkemoederentiteit is, wordt dus niet aangemerkt als belanghouder. 
  • Hierop volgend wordt ook geen bedrag aan nettowinst of nettoverlies van een fiscaal transparante doorkijkentiteit die geen uiteindelijkemoederentiteit is, toegerekend aan een groepsentiteit-belanghouder die een doorkijkentiteit en geen uiteindelijkemoederentiteit is. 
  • Betrokken belastingen die zijn geheven uit hoofde van een belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen, waarbij de CFC een fiscaal transparante doorkijkentiteit is, worden toegerekend aan haar groepsentiteit-belanghouders naar verhouding van het bedrag aan nettowinst of nettoverlies dat aan deze belanghouders is toegerekend. Overeenkomstige toepassing vindt plaats ten aanzien van omgekeerde hybride entiteiten.
  • Joint ventures en met de joint venture verbonden partijen worden aangemerkt als een groepsentiteit. Als zij in Nederland zijn gevestigd kunnen zij belastingplichtig zijn voor de binnenlandse bijheffing. 
  • Er wordt delegatiebepaling opgenomen ten aanzien van passieve belastinglatenties die geaggregeerd zijn voor financiële verslaggevingsdoeleinden. 
  • Voor toepassing van de tijdelijke kwalificerendlandenrapportveiligehavenregel kan de afzonderlijke financiële verslaggeving die door een hoofdentiteit wordt opgesteld voor een vaste inrichting, als een kwalificerende financiële verslaggeving worden gebruikt. Deze uitzondering geldt ook voor groepsentiteiten die enkel op grond van een beperkte omvang of op grond van materialiteit niet zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening. 

De volgende maatregelen uit het wetsvoorstel treden in werking met ingang van 31 december 2025 en vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op af na 31 december 2025:

  • In het geval dat een niet-meegeconsolideerde groepsentiteit een ander verslagjaar heeft dan de uiteindelijkemoederentiteit, wordt voor de bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies en de berekening van het effectieve belastingtarief uitgegaan van de financiële verslaggevingsperiode die eindigt in de loop van het verslagjaar van de uiteindelijkemoederentiteit.
  • Als in de financiële verslaggeving op grond van de toepasselijk verslaggevingsstandaard een bijzondere waardevermindering ontstaat, wordt een lagere boekwaarde van activa en passiva in de financiële verslaggeving toegepast.
  • In gevallen waarin door de toepassing van een bepaling in de Wet Minimumbelasting 2024 er sprake is van een afwijkende boekwaarde dan die in de financiële verslaggeving, moet voor de berekening van de gecorrigeerde mutaties in de belastinglatenties uitgegaan worden van de boekwaarde. 
  • Belastinglatenties in het overgangsjaar worden niet meegenomen bij de bepaling van de vereenvoudigde betrokken belastingen voor de tijdelijke kwalificerendlandenrapportveiligehavenregel. 
  • Voor de toepassing van de tijdelijke kwalificerendlandenrapportveiligehavenregel worden voor het bepalen van de totale inkomsten en de winst vóór winstbelasting, betalingen die voortvloeien uit hybride intra-groepstransacties zowel bij de betaler als bij de ontvanger als rente in aanmerking genomen wanneer dit in overeenstemming is met de kwalificerende financiële verslaggeving. 
  • De bepaling over de omzetdrempel bij fusies of splitsingen vindt ook toepassing in het verslagjaar waarin de fusie plaatsvindt. 
  • Actieve belastinglatenties die zijn ontstaan vóór het overgangsjaar als gevolg van een regeling met een overheidsinstantie of de invoering van een winstbelasting, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het effectieve belastingtarief. Daarbij is voorzien in een overgangsregeling.

[Bron]

 

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Minimumbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2025

172

Gerelateerde artikelen