
Het RB constateert dat de maatregelen die in het pakket Belastingplan 2026 zijn voorgesteld geen verrassingen bevatten die niet al eerder waren aangekondigd. Vanwege het demissionaire karakter van het kabinet, is het pakket tot nu toe ook redelijk beleidsarm. Het RB roept de huidige, en de na de verkiezingen gekozen, nieuwe Tweede Kamerleden op niet met ad hoc, niet goed doordachte wijzigingen in het pakket Belastingplan 2026 te komen. Dit om te voorkomen dat volgend jaar, net als in 2024 nodig was, diverse in het Belastingplan aangekondigde wijzigingen moeten worden teruggedraaid.
Pseudo-eindheffing van op fossiele personenauto’s
Het RB pleit ervoor om de invoering van pseudo-eindheffing voor fossiele personenauto’s met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2028. De regeling leidt tot een lastenverzwaring voor werkgevers, terwijl zij niet in alle gevallen werknemers kunnen dwingen over te stappen naar een elektrische auto. Ook zullen mogelijk, ondanks de overgangsperiode, lopende leasecontracten met leasemaatschappijen heronderhandeld moeten worden. Daarnaast bevat de voorgestelde regeling definities van ‘woon-werkverkeer’ en ‘young timer’ die afwijken van de huidige bestaande definities van deze begrippen. Dit is onnodig complicerend en werkt fouten in de hand. Het RB roept dan ook op consistent te blijven bij de huidige uitleg van deze begrippen.
Ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap
Het voorstel tot aanpak van constructies bij ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap schiet naar de mening van het RB te ver door. Het RB roept het kabinet op om de eerder door ons in de internetconsultatie gepubliceerde aanbevelingen over te nemen, deze zijn:
- beperking tot de echte boedelmenging;
- uitzondering voor niet fiscale constructies;
- uitzondering voor legitieme portie kinderen;
- geen terugwerkende kracht naar Prinsjesdag, maar invoering per januari 2026.
Daarbij ziet het RB graag bevestigd dat op de in dit verband bij het einde van de huwelijksgoederengemeenschap fictief verkregen ondernemingsvermogen en/of aanmerkelijkbelangaandelen de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toepassing vindt.
Bron: Register Belastingadviseurs