Moet de belastingdruk in box 2 van de inkomstenbelasting op private-equityvoordelen per 2026 omhoog? Dat was dit najaar een van de dilemma’s voor de Kamerleden bij de behandeling van het Belastingplan 2026. De Tweede Kamer wil deze voordelen zwaarder belasten. Het kabinet had dan ook in lijn met de tweede motie-Idsinga c.s. in het Belastingplan 2026 een op maat gesneden maatregel voorgesteld: een multiplier in box 2 binnen de huidige lucratiefbelangregeling. Daarmee gaat alleen de belastingdruk omhoog voor voordelen uit lucratief belang die zijn ondergebracht in box 2. Het toepasselijke belastingtarief in box 2 wijzigt daardoor niet. De Tweede Kamer – in de nieuwe samenstelling na de recente Kamerverkiezingen – zorgde hier voor een verrassing door het amendement-Van Eijk c.s. aan te nemen. Lees ook de column over een verrassing in box 3.
Amendement-Van Eijk c.s. over multiplier
Voor het amendement van het Kamerlid Van Eijk (VVD) over het uitstellen van de voorgestelde multiplier tot 2028, met medeondertekening van de Kamerleden Van Dijk (CDA) en Hoogeveen (JA21), bleek een Kamermeerderheid te zijn. De volgende partijen stemden vóór dit amendement: D66, VVD, CDA, JA21, FVD, BBB, ChristenUnie, DENK, SGP en Volt (96 van de 150 Kamerzetels).
Motie-Dijk over private-equity
Ook voor de motie van het Kamerlid Dijk (SP) over het afschaffen van het belastingvoordeel voor private-equitymanagers en een oplossing zoeken voor startups en scale-ups was een Kamermeerderheid. De volgende partijen stemden vóór deze motie: D66, PVV, GroenLinks-PvdA, BBB, ChristenUnie, DENK, PvdD, SP en Volt (89 van de 150 Kamerzetels).
Wat betekent dit?
Box 2-heffing bij een middellijk gehouden lucratief belang en multiplier
Met name binnen de private equity- en managementparticipatiepraktijk ontvangen (fonds)managers als onderdeel van hun beloningsstructuur vaak vermogensbestanddelen waarmee zij hoge rendementen kunnen behalen. Deze beloningsstructuren of lucratieve belangen zijn doorgaans ondergebracht in een (persoonlijke) houdstervennootschap; zo’n structuur noemt men ook wel een middellijk gehouden lucratief belang. Keert de vennootschap de genoten voordelen uit lucratief belang voor ten minste 95% uit naar de aandeelhouder in privé? Dan zijn de voordelen uit lucratief belang bij deze aandeelhouders belast in box 2 in plaats van als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 tegen maximaal 49,5% (de zogenoemde aanmerkelijkbelangvariant).
De heffing in box 2 heeft voor zowel de praktijk als de Belastingdienst voor duidelijkheid en zekerheid gezorgd. Daarnaast voor minder tijdrovende discussies tussen de belastingplichtige en de belastinginspecteur over de vraag in welke box de voordelen belast moeten worden (box 1 of box 3). De beloningsstructuren hebben namelijk meestal een hybride karakter. De voordelen bestaan dan uit zowel arbeidsinkomen (box 1) als een beleggingsopbrengst op geïnvesteerd kapitaal (box 3). Deze verschillende kenmerken met eigen fiscale gevolgen zijn binnen de beloningsstructuur vaak niet duidelijk te onderscheiden. De voorgestelde multiplier sluit aan bij de laagste van beide heffingen, dus bij de heffing op kapitaal (het belastingtarief in box 3). Zie ook het onderzoeksrapport over de lucratiefbelangregeling van het ministerie van Financiën van februari 2025.
Uitstel invoering multiplier
Bovengenoemd amendement-Van Eijk c.s. heeft tot gevolg dat de introductie van de in het Belastingplan 2026 voorgestelde multiplier voor voordelen uit middellijk gehouden lucratieve belangen met twee jaar wordt uitgesteld, tot 1 januari 2028. De multiplier zorgt ervoor dat de belastingdruk (op basis van de cijfers voor 2025) op deze voordelen in de eerste tariefschijf in box 2 dan stijgt van 24,5% naar 28,45% (= 36%/31% x 24,5%) en in tweede tariefschijf in box 2 van 31% naar 36% (= 36%/31% x 31%).
Parallel lopende belangrijke trajecten
Volgens de indieners van het amendement-Van Eijk c.s. is uitstel van de introductie van de multiplier gewenst. Zij vinden namelijk dat deze multiplier niet op zichzelf staat en hebben erop gewezen dat parallel lopende belangrijke trajecten zijn of worden uitgewerkt. Denk daarbij aan het rapport Wennink, de nieuwe box 3-systematiek en de aandelenparticipatieregeling voor werknemers in startups en scale-ups. Volgens deze Kamerleden grijpen deze regelingen inhoudelijk in elkaar. Tevens zou een wijziging in de lucratiefbelangregeling, vooruitlopend op die trajecten, risico’s met zich meebrengen voor de samenhang, de voorspelbaarheid en de uitvoerbaarheid van het fiscale stelsel.
Financiële dekking
Uit het amendement-Van Eijk c.s. blijkt dat er in 2026 en 2027 een budgettaire derving ontstaat van € 45 miljoen per jaar. De financiële dekking van dit amendement is gevonden in het verhogen van de Aof-premie voor deze jaren met 0,02%-punt. Dat raakt werkgevers. Zij gaan als gevolg van dit amendement de komende jaren meer bijdragen aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof).
Eerste Kamer
Medio december 2025 heeft de Eerste Kamer, in navolging van de Tweede Kamer, het Belastingplan 2026 aangenomen. Daarmee staat de fiscale wetgeving voor het jaar 2026 vast. Het voorlopig niet verhogen van de belastingdruk is goed nieuws voor de belastingplichtigen die in 2026 over hun voordelen uit lucratief belang in box 2 mogen afrekenen. De wetgeving voor het jaar 2027 kan in principe nog veranderen.
Motie-Dijk (SP)
De aangenomen motie-Dijk vraagt het kabinet om het belastingvoordeel voor private-equitymanagers af te schaffen en een oplossing te zoeken voor startups en scale-ups. Het genoemde belastingvoordeel ziet mogelijk op het verschil tussen de heffing in box 1 en de lagere heffing in box 2 via de aanmerkelijkbelangvariant van de lucratiefbelangregeling. Het afschaffen van de aanmerkelijkbelangvariant bleek onlangs, mede vanwege het huidige forfaitaire stelsel in box 3, niet op korte termijn uitvoerbaar voor de Belastingdienst. De oplossing voor startups en scale-ups gaat over de beoogde verlaging van de belastingdruk op aandelenopties in startups en scale-ups als de participaties tegelijkertijd kwalificeren als lucratief belang waarvoor juist een hogere belastingdruk is beoogd. Dat moet het kabinet nog goed regelen.
Formatietafel
Hoe wil de politiek de voordelen uit lucratief belang in de toekomst belasten, mede in het licht van het hierboven genoemde amendement-Van Eijk c.s. en de motie-Dijk? Deze vraag ligt misschien niet (boven)op de formatietafel. Maar dit zal uiteindelijk wel een vraag zijn voor het nieuwe kabinet. De zwaardere belastingdruk op private-equityvoordelen komt er waarschijnlijk, weliswaar pas op termijn. De multiplier staat als gevolg van het amendement-Van Eijk c.s. immers per 1 januari 2028 in principe in de fiscale wetgeving. Maar tegelijkertijd wil deze Kamer – waarschijnlijk eerder dan 2028 – af van het belastingvoordeel voor private-equitymanagers (motie-Dijk).
Een concretere vraag is hoe de huidige aanmerkelijkbelangvariant eruit moet zien wanneer de Wet werkelijk rendement box 3 is ingevoerd. De beoogde datum van inwerkingtreding van die wet is ook 1 januari 2028. Moet de huidige mogelijkheid om de belastingheffing over voordelen uit lucratief belang te verplaatsen van box 1 naar box 2 dan wel blijven bestaan, al dan niet met toepassing van een multiplier vanaf 2028? De heffing over voordelen uit lucratief belang in box 3 zal vanaf dat moment namelijk al zwaarder zijn dan de huidige heffing in box 2 bij een indirect gehouden lucratief belang, zelfs mét toepassing van de multiplier. Daarmee lijkt de multiplier niet meer nodig. Maar ook dat vraagt om een politieke keuze.