Eind november 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Belastingplan 2026 aangenomen. Dat was overigens geen verrassing. De Kamer gaat immers normaliter akkoord met de voor het komende jaar en komende jaren voorgestelde belastingplannen van het kabinet. Vaak pas na enkele daarin aangebrachte wijzigingen. Bij de stemming over de ingediende amendementen was er in ieder geval een verrassing in box 3.

Amendement-Grinwis c.s. over box 3

Voor het amendement van het Kamerlid Grinwis (ChristenUnie) over box 3 van de inkomstenbelasting, met medeondertekening van de Kamerleden Stoffer (SGP) en Vermeer (BBB), bleek een Kamermeerderheid te zijn. De volgende partijen stemden vóór dit amendement: PVV, GroenLinks-PvdA, JA21, FVD, BBB, ChristenUnie, DENK, PvdD, SGP en Volt (79 van de 150 Kamerzetels).

Wat betekent dit?

Forfaitair rendement in box 3

Bovengenoemd amendement-Grinwis c.s. heeft tot gevolg dat de in het Belastingplan 2026 voorgestelde verhoging van het forfait voor ‘overige bezittingen’ in box 3 voor 2026 en 2027 niet doorgaat. Het forfait in 2026 komt daardoor uit op 6% in plaats van 7,78%. Dat is goed nieuws voor belastingplichtigen die eventueel naast spaargeld andere privébezittingen hebben in box 3 en daarover inkomstenbelasting moeten betalen in deze box. Denk daarbij bijvoorbeeld aan effecten, een tweede huis of beleggingsvastgoed. Het kan ook monumentaal erfgoed zijn met een onderhoudsverplichting.

Heffingvrije vermogen in box 3

Ook de voorgestelde verlaging van het heffingvrije vermogen in box 3 (de algemene vrijstelling in box 3) van € 57.684 naar € 51.396 is van de baan als gevolg van genoemd amendement. Na indexatie komt het heffingvrije vermogen in 2026 nu uit op € 59.357. Dat is goed nieuws voor alle belastingplichtigen in box 3 met vermogen met een waarde rond of boven deze vrijstelling.

Financiële dekking

De financiële dekking van dit amendement is gevonden in het sneller afbouwen van de Wet Hillen. Dat raakt belastingplichtigen met een geringe of geen eigenwoningschuld voor hun eigen woning (het hoofdverblijf) in box 1. Zij gaan als gevolg van dit amendement de komende jaren meer inkomstenbelasting betalen.

Eerste Kamer

Het Belastingplan 2026 ligt nu in de Eerste Kamer ter verdere behandeling. Deze Kamer heeft geen recht van amendement. Dat betekent niet dat de wetgeving niet meer kan veranderen, al lijkt de kans daarop voor het jaar 2026 niet groot. De partijen die vóór bovengenoemd amendement-Grinwis c.s. hebben gestemd, hebben namelijk samen ook een ruime meerderheid in de Eerste Kamer (44 van de 75 Kamerzetels).

Formatietafel

Uit het amendement-Grinwis c.s. blijkt dat het terugdraaien van de lastenverzwaringen in box 3 een budgettaire derving van € 1,268 miljard tot gevolg hebben in zowel 2026 als 2027. Daarnaast leidt de versnelling in het afbouwpad van de Wet Hillen tot een cumulatieve opbrengst van € 2,831 miljard in de periode tot en met 2047. Per saldo voorziet dit amendement daarmee in een cumulatieve overdekking van € 295 miljoen. Dat lijkt gunstig, al komt het grootste deel van deze dekking pas ver na 2027 in de schatkist. In 2026 en 2027 is dat respectievelijk € 13 miljoen en € 29 miljoen. De rest volgt in de periode 2028-2047. Dat is geen goed nieuws voor de formatietafel. Voor het nieuwe kabinet zal het namelijk daardoor nog lastiger worden om in de nieuwe kabinetsperiode binnen de Europese begrotingsnorm van 3% van het bruto binnenlands product te blijven. De budgettaire gevolgen van alle amendementen zullen worden meegenomen in het inkomstenkader bij de besluitvorming in het voorjaar van 2026, en verwerkt in de Voorjaarsnota 2026.

De vraag is dan wie de rekening gaat betalen als het nieuwe kabinet straks hierdoor (extra) moet bezuinigen. Mogelijk hebben D66, VVD en CDA niet alleen van vanwege de financiële dekking maar ook vanwege de Europese begrotingsnorm tegen bovengenoemd amendement gestemd.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2025

994

Gerelateerde artikelen