
‘AI verrijkt de werkzaamheden van adviseurs’, hoor je vaak. Maar dat geldt niet altijd. Zeker de hallucinerende werking van AI kan gevaarlijk zijn en levert een nieuwe dimensie in de klantrelatie op.
In een recente uitspraak van Rechtbank Rotterdam over een handelsnaamgeschil lijkt de hallucinerende werking van AI een rol te spelen. De advocaat van de in het ongelijk gestelde partij verwijst, om zijn standpunt te onderbouwen, naar arresten van de Hoge Raad. De rechtbank constateert dat alle verwijzingen onjuist zijn: geen enkel arrest heeft betrekking op handelsnaamrecht, sommige verwijzingen horen bij strafrechtelijke uitspraken en andere bestaan helemaal niet. De advocaat geeft als verklaring voor de onjuiste verwijzingen een probleem bij het converteren van een Word-bestand naar pdf. Terecht merkt de rechtbank op dat deze verklaring vragen oproept. Het heeft er alle schijn van dat de advocaat klakkeloos is afgegaan op resultaten van AI.
Voor zover bekend is de uitspraak een eerste voorbeeld dat een advocaat te veel vertrouwt op door AI gegenereerde resultaten. Voor een advocaat zou de hiervoor omschreven blunder eenvoudig te voorkomen zijn geweest: check de uitkomsten. Als advocaat – of meer algemeen: als adviseur – zou je de professionele capaciteiten moeten hebben om uitkomsten van AI op hun waarde te schatten. Ook klanten hebben AI ontdekt. Hier liep ik onlangs in mijn praktijk tegenaan. Het ging daarbij om een stichting, waarbij de statuten aan één van drie bestuurders de bevoegdheid toebedeelden om zelfstandig bestuursbesluiten te nemen op alle onderwerpen. In ieder geval sinds de invoering van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen per 1 juli 2021 bepaalt art. 2:291 lid 4 BW, dat geen bestuurder van een stichting meer stemrechten mag hebben dan de andere bestuurders gezamenlijk.
Dit voorschrift, volgens het beginsel van collegiaal bestuur, impliceert naar mijn mening dat het niet mogelijk is om de besluitvorming in een meerkoppig bestuur aan één bestuurder over te laten.
AI ‘denkt’ daar anders over. In een stellig verwoorde reactie wordt aangegeven dat de statutaire regeling wél mogelijk is. De reactie is vergeven van citaten en verwijzingen naar juridische handboeken en de wetsgeschiedenis. De klant is ‘not amused’. “Hoe kunnen jullie er zo naast zitten?”, is zijn vraag.
Wat uitzoekwerk geeft duidelijkheid. Ook hier hebben we te maken met hallucinerende AI. De citaten citeren niets. De handboeken zijn veelal bestaande uitgaven, maar geen enkele verwijzing blijkt te gaan over besluitvorming in het bestuur. Het hoogtepunt (of dieptepunt) is de verwijzing naar de wetsgeschiedenis. Het wetsvoorstel waarnaar via een nummer wordt verwezen, is niet de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen of zelfs enig ander wetsvoorstel op het gebied van rechtspersonenrecht, maar een wijziging van de Embryowet. Dat daarin niets is geregeld over besluitvorming binnen het bestuur van een stichting, laat zich eenvoudig raden.
Het gesprek met de klant loopt nog, maar kan waarschijnlijk na bovenstaande ontdekking tot een goed einde worden gebracht. AI verrijkt zeker de werkzaamheden. Maar de nieuwe dimensie in de klantrelatie mag wat mij betreft weer snel verdwijnen.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Belastingrecht algemeen