Het is het einde van de zomer van 2050. Terugkijkend naar de laatste decennia zijn veel onafwendbare beslissingen genomen op het terrein van de arbeidsmarkt. Geen makkelijke beslissingen; bijna iedereen merkte iets van de maatregelen.

Aan het begin van de eeuw was de geest al uit de fles; werken op basis van een arbeidsovereenkomst was niet wat werkenden en werkverschaffers wilden. Lekker zelf je eigen werkende leven bepalen en flexibiliteit als het gaat om inzet en afschaling van werk. Minder arbeidskosten en hogere arbeidsopbrengsten. In een opgaande conjunctuur en bij krapte op de arbeidsmarkt was daar toch niemand op tegen? Natuurlijk wel als vraag en aanbod niet in evenwicht zijn. Maar dat evenwicht bestaat niet. De verduidelijking van de gezagsverhouding en de proeve van een zelfstandigenwet waren symptomen van die tijd. De arbeidsovereenkomst bestaat in 2050 nog steeds en zelfstandig werken kan ook! Hoe dan?

Werknemersverzekeringen zijn omgezet in volksverzekeringen. Iedereen die woont of werkt in Nederland is verzekerd als werken niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid, langere tijd geen arbeidsinkomsten of mantelzorg voor een naaste. Dan val je terug op een basisuitkering en hulp om weer zo snel mogelijk ‘op eigen benen te staan’. ‘No such thing as a free lunch’, dus iedereen die verzekerd is en inkomsten heeft, betaalt mee aan deze volksverzekering. Een premiemaximum bestaat niet meer. Voor een hogere uitkering biedt de private markt voldoende mogelijkheden tot bijverzekeren. Wat waren we toch aan het tobben met die basisverzekering arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen. De hoge instroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en de daarmee gepaard gaande financiële last zijn aanleiding geweest tot deze ommezwaai.

Het toeslagensysteem is zo goed als uitgefaseerd. Daarvoor in de plaats is het minimumloon zodanig verhoogd dat geen toeslagen meer nodig zijn om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. Kinderbijslag is fors verhoogd en zorgpremies zijn meer inkomensafhankelijk. Er bestaan langlopende (overgangs)regelingen voor mensen met een uitkering en pensioengerechtigden die nog geen (hoog genoeg) aanvullend pensioen hebben.

De stijgende kosten van de AOW drukten te veel op werkenden en zijn ook meer gaan drukken op de belastingbetaler. Demografische factoren liegen niet. Nederland is vergrijsd en de zorgbehoefte is groot. De AOW-premie wordt mede betaald door pensioengerechtigden en ook hier bestaat geen premiemaximum meer. Te veel mensen hebben de afgelopen decennia onvoldoende extra pensioen opgebouwd. Daarom bestaat een pensioenplicht voor alle werkenden. De premies voor aanvullende pensioenen zijn aftrekbaar tot een aanmerkelijk lager maximum dan in de jaren ’20. Onder voorwaarden kan eigen vermogen ook pensioen zijn.

Belastingheffing is het sluitstuk van dit alles. Hoeveel is nodig om de overheidsbegrotingen jaarlijks in evenwicht te houden? Iedereen betaalt naar draagkracht mee, ZZP’er en werknemer betalen evenveel. Inmiddels is de schenk- en erfbelasting verhoogd, zit de eigen woning in het vermogen en bestaat nog maar één uniform BTW-tarief. Daarnaast is fors gesnoeid in niet-doelmatige belastinguitgaven, wat de belastingdruk op arbeidsinkomsten verlaagt. De loonheffingen bestaan nog steeds, maar begrijpelijker dan toen en ontdaan van veel instrumentalisme.

Op naar de volgende 25 jaar!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Loonbelasting, Sociale zekerheid algemeen, Arbeidsrecht

26

Gerelateerde artikelen