Op 25 november 2025 is nummer 52 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- KG-standpunt: overgangsrecht bestaande eigenwoningschuld eindigt na fictieve vervreemding eigen woning
Het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden kan volgens de Kennisgroep
onroerende zaken niet herleven als sprake is van een fictieve vervreemding van de oude eigen woning en vervolgens een nieuwe eigen woning wordt gekocht. (punt 3) - Loon en arbeidstijd van belang bij beoordeling substantieel gedeelte werkzaamheden in woonstaat
Volgens de Hoge Raad moet de CRvB opnieuw beoordelen of KN een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in zijn woonstaat Nederland. (punt 5) - In Nederland behaalde vermogenswinsten van Maltese BV onderworpen aan Nederlandse belastingheffing
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof Amsterdam dat art. 30 Verdrag Nederland-Malta
van toepassing is en dat de door X BV behaalde vermogenswinsten in Nederland aan belastingheffing zijn onderworpen en dat navorderingsaanslagen mogen worden opgelegd. (punt 7) - Prejudiciële vragen over toepassing overgang algemeenheid van goederen bij levering verhuurde nieuwe onroerende zaak door projectontwikkelaar
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU in de zaak waar aan de orde is of art. 37d Wet OB 1968 van toepassing is bij de levering van een verhuurde nieuwe onroerende zaak door een projectontwikkelaar. (punt 11) - Alle vormen van factoringdiensten aan BTW-heffing onderworpen
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de financieringsvergoeding en de aanvangsvergoeding die door A Oy in rekening worden gebracht voor haar factoringdiensten de tegenprestatie vormen voor één enkele, ondeelbare dienst van ‘inning van schuldvorderingen’ die aan de BTW is onderworpen. Dit geldt ook voor factoring via verpanding. (punt 12) - Redelijke termijn in tweede cassatieprocedure bedraagt een jaar; correctie van V-N 2017/49.7
De Hoge Raad oordeelt dat bij een tweede cassatieprocedure de redelijke termijn begint te lopen als het tweede beroep in cassatie wordt ingesteld en dat de redelijke termijn in dat geval één jaar bedraagt. In casu is de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden overschreden, zodat de vergrijpboeten met 15% worden gematigd. (punt 15)
Producten: Inhoudsopgave V-N
43