Op donderdag 13 mei verschijnt nummer 7382. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. mr. G.T.K. Meussen - De menselijke belastinginspecteur
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Prof. dr. G.J. van Norden en mr. drs. I.H.T. Reiniers - Het arrest Danske Bank: fiscale eenheid btw ingeperkt?

Naar aanleiding van het Danske Bank-arrest behandelen de auteurs de btw-relatie tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting, wanneer sprake is van een fiscale eenheid btw. Vanuit Europeesrechtelijk en Nederlands perspectief worden de belastingplicht, de territoriale beperking van de fiscale eenheid btw en de belastbaarheid van onderlinge handelingen besproken.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Prof. dr. G.J. Vonk, dr. B. Brink en M. Bouwmeester - Land zonder toeslagen?

Dit artikel levert een bijdrage aan de zoektocht naar alternatieven voor het huidige toeslagenstelsel. Vier ideaal­typische stelsels voor inkomensoverdrachten aan burgers worden beschreven: de basisbehoeftentoeslag, het gegarandeerd minimuminkomen, de verzilverbare heffingskorting en basistoelagen. Deze varianten worden getoetst aan de functies die door het huidige toeslagenstelsel worden vervuld, te weten inkomensbescherming, activering en bestedingsautonomie. Het blijkt dat de verzilverbare heffingskorting vanuit deze drie perspectieven het beste uit de bus komt. Dat maakt het idee de moeite waard om nader uit te werken en te bestuderen. Hetzelfde geldt voor het alternatief van een kinderbasistoelage, waarvan we hebben geconstateerd dat het veel verwantschap heeft met de verzilverbare heffingskorting, met het verschil dat het ene stelsel gehuisvest wordt in de fiscaliteit en het andere in de sociale zekerheid. Andere varianten komen met hun eigen merites. Uiteraard is de keuze voor de uiteindelijke vormgeving afhankelijk van de politieke voorkeuren en pragmatische overwegingen.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. D.C. Simonis en mr. dr. D.R. Post - De invloed van onderlinge rechtsverhoudingen op art. 15 lid 17 Wet VPB 1969

Met ingang van 1 januari 2018 geldt op basis van art. 15 lid 16 Wet VPB 1969 dat art. 20a Wet VPB 1969 (bepaling gericht tegen de handel in verlieslichamen) dient te worden toegepast als ware er geen fiscale eenheid. Art. 15 lid 17 Wet VPB 1969 schrijft hierbij voor dat onder verliezen worden verstaan de verliezen toerekenbaar aan een belastingplichtige als ware er geen fiscale eenheid. In geval van een kwalificerende belangenwijziging in een fiscale eenheid met resterende verliezen, dient derhalve eerst een toerekening plaats te vinden van het fiscale eenheidsverlies voor een juiste toepassing van o.a. het vierde en twaalfde lid van art. 20a Wet VPB 1969. Naar aanleiding van de parlementaire toelichting, in het bijzonder het buiten toepassing verklaren van art. 15af en art. 15ah Wet VPB 1969 en het tegelijkertijd van toepassing verklaren van BNB 2011/217, is in de literatuur het algemene standpunt ingenomen dat onderlinge rechtsverhoudingen tussen fiscale eenheidsmaatschappijen geen invloed hebben op de door art. 15 lid 17 Wet VPB 1969 voorgeschreven verliestoerekening. In deze bijdrage nuanceren auteurs dit standpunt en schetsen zij aan de hand van een praktijkcasus de relevantie van het in aanmerking nemen van onderlinge rechtsverhoudingen tussen fiscale-eenheidsmaatschappijen voor de toepassing van art. 15 lid 17 Wet VPB 1969.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

De aftrek van voorbelasting bij investeringsgoederen; van het sluiten van deuren en openen van toegangspoorten

In deze bijdrage wordt ingegaan op het ontstaan en de uitoefening van het recht van aftrek van voorbelasting bij de aanschaf en het gebruik van investeringsgoederen. ­Beoordeeld wordt of het gebruik voor bedrijfsdoeleinden en niet-bedrijfsdoeleinden in de btw wezenlijk verschilt van het gebruik voor economische en niet-economische handelingen. Daarbij vergelijken P.I.M Cramer RB en mr. Rick Franke LL.M. RB het ontstaan van het recht op aftrek van voor­belasting, en de omvang van dat recht in beide situaties waarin de verhouding van dat gebruik wijzigt. De huidige stand van de Europese jurisprudentie rond de etiketteringsleer en de herzieningsregels houden volgens de auteurs inmiddels in dat etikettering een bijzonder onderdeel is van de initiële uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting bij medegebruik ten behoeve van privédoeleinden. De herzieningsregels zorgen voor een nauwkeurigere afstemming in het gebruik van de investeringsgoederen voor btw-belaste doeleinden. Etikettering komt dan ook niet in de plaats van herziening, noch kan etikettering de omvang van de herziening beperken.

Europeesrechtelijke knelpunten van de Income Inclusion Rule (Pillar 2)

In deze bijdrage staat de Income Inclusion Rule (“IIR”) van Pillar 2 op basis van de door de OESO gepubliceerde blueprints van oktober 2020 centraal, waarbij wordt voorgesteld een minimumwinstbelasting voor multinationale ondernemingen te introduceren. In de ogen van L. den Ridder LL.M. is het essentieel dat binnen de Europese Unie wordt gekeken of multilateraal overeenstemming kan worden bereikt. Hierbij rijst de vraag naar de confrontatie van Pillar 2 (en daarmee de IIR) met de verdragsvrijheden. De auteur zal derhalve ingaan op enige Europeesrechtelijke knelpunten en voert daarbij aan dat het van wezenlijk belang is welke policy objective Pillar 2 (meer specifiek de IIR) tracht na te streven.

Producten: WFR-signaleringen

3