Omdat X geen IB-aangiften indient, worden aan hem forse ambtshalve IB-aanslagen opgelegd met vergrijpboeten van 100% (van de verschuldigde box 1-belasting) en 300% (van de verschuldigde box 3-belasting). X is het hier niet mee eens en voert diverse, formele, verweren aan. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslagen correct zijn. De vergrijpboeten worden nog wel gematigd met 15% in verband met overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep voert X onder andere aan dat hij niet op deugdelijke wijze is aangemaand, omdat hij in de jaren 2015-2019 in het buitenland verbleef en de Belastingdienst de aanmaningen naar zijn Nederlandse adres bleef sturen.
Hof Den Haag oordeelt dat het ongeloofwaardig is dat X de aanmaningen niet zou hebben ontvangen. X heeft namelijk tijdig gereageerd met een verzoek tot uitstel op de in 2016-2018 verstuurde uitnodigingen tot het doen van IB-aangiften die naar zijn Nederlandse adres zijn verstuurd. Ook op andere correspondentie die naar het Nederlandse adres zijn verstuurd heeft X tijdig gereageerd. Verder zijn de bezwaarschriften persoonlijk bezorgd bij het kantoor van de Belastingdienst in Den Haag, waarbij X het Nederlandse adres zelf als adres vermeldt in de bezwaarschriften en latere correspondentie. X is volgens het hof dan ook op correcte wijze aangemaand. Het hof stelt vervolgens vast dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat de bewijslast dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn op X rust. Volgens het hof slaagt X hier niet in. De inspecteur heeft de IB-aanslagen dan ook terecht en naar een redelijke schatting opgelegd. Het hof overweegt daarbij dat de inspecteur voor de vaststelling van de aanslagen aansluiting heeft gezocht bij de IB-aanslagen 2011-2013. Deze staan namelijk na cassatie onherroepelijk vast (Hoge Raad 11 augustus 2017, 17/00230, ECLI:NL:HR:2017:1632, V-N Vandaag 2017/1915). Het hof acht daarbij ook van belang dat X in eerdere procedures meerdere malen heeft verklaard dat het vermogen veel groter is dan het vermogen zoals dat is opgenomen in de onderhavige aanslagen. Verder heeft hij in een strafzaak verklaard dat hij tot 1993 al honderden panden op zijn naam had staan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27H
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 november
Informatiesoort: VN Vandaag