Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2019 van X niet te hoog is vastgesteld, ondanks X' betwisting van de looninkomsten. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van eerdere uitspraken.

X is enig bestuurder van Stichting Administratiekantoor STAK, die alle aandelen houdt in een BV. X genoot in 2019 loon van STAK en BV. De inspecteur heeft een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 106.518, inclusief een belastingrente van € 998. X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. X heeft beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de inspecteur te hoge bedragen aan looninkomsten in aanmerking heeft genomen. X betwist de juistheid van de loonbedragen op de jaaropgaven en voert aan dat zijn arbeidsduur niet correct is verwerkt in de salarisadministratie. X heeft bankafschriften overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De inspecteur is bij de aanslagregeling afgeweken van de ingediende aangifte en heeft het belastbare inkomen verhoogd met € 18.921. In geschil is of de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2019 te hoog heeft vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur is uitgegaan van het juiste bedrag aan inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking en dat de aanslag IB/PVV niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van eerdere uitspraken over de jaren 2017 en 2018, waarin X niet aannemelijk heeft gemaakt dat moet worden uitgegaan van lagere loonbedragen dan de bedragen die aan de inspecteur zijn gerenseigneerd. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat hij dit niet voldoende heeft gemotiveerd. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en de aanslag IB/PVV blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 26 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen