Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het bezwaar tegen de aanslagen VPB 2011-2016 niet binnen de bezwaartermijn is ingediend, zodat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X wordt in 1997 opgericht. Volgens de Luxemburgse Kamer van Koophandel heeft X in 2018 drie bestuurders. Sinds eind 2013 bezit X een pand in Nederland. De inspecteur legt aanslagen VPB op aan X. Omdat deze niet worden betaald, legt de ontvanger executoriaal beslag op het pand. X’ gemachtigde ontkent dat X de aanslagen heeft ontvangen.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/40.1.6) oordeelt dat het bezwaar tegen de aanslagen VPB 2011-2016 niet binnen de bezwaartermijn is ingediend. Het bezwaar is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Volgens het hof zijn de aanslagen op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De inspecteur maakt de verzending van de aanslagen aannemelijk. Uit de door de inspecteur overgelegde gegevens blijkt namelijk dat de aanslagen ter verzending zijn aangeboden aan PostNL en uit informatie van de Luxemburgse Kamer van Koophandel volgt niet dat X niet langer is gevestigd op het daar vermelde adres. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 17 juni
Informatiesoort: VN Vandaag