Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening houdt met aardbevingsschade, rompslompschade en de aanwezigheid van asbest bij het vaststellen van de waarde van de woning. De rechtbank stelt de waarde in goede justitie lager vast.

X is eigenaar van een vrijstaande woning met drie dakkapellen, diverse bijgebouwen en een tuin. De heffingsambtenaar stelt de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2022 vast op € 189.000. X maakt tevergeefs bezwaar. In beroep voert X aan dat de woning op de peildatum kampt met achterstallig onderhoud, niet-afgebouwde delen, asbest en aanzienlijke aardbevingsschade van ruim € 15.000, vermeerderd met € 2500 rompslompschade, zoals de gemeente op haar website als vermindering toezegt. X betwist daarnaast de taxaties in de nieuwe waardematrix. De heffingsambtenaar stelt dat de schade is verdisconteerd via een lagere kwaliteitscode, maar onderbouwt dit niet met concrete berekeningen of toelichting.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de waardevermindering door aardbevingsschade en rompslompschade is verwerkt in de vastgestelde waarde. De kwaliteitswaardering in de nieuwe matrix is zelfs hoger dan voorheen, wat de stelling van de heffingsambtenaar ondermijnt. De heffingsambtenaar handelt in strijd met de op de gemeentelijke website gepubliceerde toezegging om het schadebedrag en rompslompschade af te trekken van de vastgestelde waarde. Daarnaast brengt de aanwezigheid van asbest een waardevermindering mee, ook zonder saneringsplicht. Omdat geen van beide partijen hun waarde overtuigend onderbouwt, stelt de rechtbank de waarde in goede justitie lager vast op € 165.000.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet waardering onroerende zaken artikel 17

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Editie: 20 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen