X is werkzaam als actrice. In geschil is of haar werkzaamheden als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking kwalificeren en welke ondernemingskosten aftrekbaar zijn. In de bezwaarfase zijn de € 22.498 inkomsten van bedrijf X1 op basis van het vertrouwensbeginsel alsnog gekwalificeerd als winst uit onderneming. Volgens X behoren de € 16.915 inkomsten van bedrijf X2 ook tot haar onderneming. Er zou geen gezagsverhouding zijn omdat X de theaterproductie zelf heeft (mee) bedacht, geschreven, ontwikkeld en geproduceerd en zij bovendien één van de twee hoofdrollen speelt.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X en X2 een schriftelijke fulltime-arbeidsovereenkomst zijn aangegaan waardoor er een gezagsverhouding is. Zo is X2 altijd bevoegd X een andere functie of taak te geven en moet X zich houden aan de huisregels. Weliswaar heeft X als actrice een grote mate van vrijheid bij de invulling van haar werkzaamheden, maar dit is ook niet vreemd bij een dienstverband. Gelet op het aantal bijgewoonde voorstellingen en op wat X op de zitting geloofwaardig heeft verklaard over de noodzaak daarvan, zijn de theaterbezoeken niet louter consumptieve bestedingen. Voor de kosten van theaterbezoek, accessoires, eten en drinken wordt een additionele aftrek toegestaan van € 517. Voor de kosten van kleding, persoonlijke verzorging en reiskosten is op de zitting een compromis bereikt, waardoor X recht heeft op een extra aftrek van € 650. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 610

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.5

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.16