Határ Diszkont Kft. verkoopt in haar winkel diverse goederen aan niet in de EU ingezeten kopers (Serviërs). Határ betaalt vervolgens de in de factuur begrepen BTW volledig terug aan deze kopers en verstrekt daarvan een kwitantie. Határ brengt hierbij administratiekosten ten belope van 15% van de gerestitueerde BTW in rekening. Deze vergoeding wordt aangemerkt als een vergoeding voor vrijgestelde diensten. Volgens de Hongaarse Belastingdienst is echter geen sprake van een vrijgestelde prestatie. De Hongaarse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de door Határ verrichte activiteiten een dienst vormen voor de BTW-heffing. Deze dienst is onderscheiden en onafhankelijk van de overeenkomstige vrijgestelde goederenlevering. Noch de vrijstelling van art. 146 lid 1 onderdeel e BTW-richtlijn, noch de vrijstelling van art. 135 lid 1 onderdeel d BTW-richtlijn geldt voor deze dienst. Het Hof van Justitie EU merkt nog wel op dat het in strijd met het EU-recht is dat de Hongaarse fiscus de administratiekosten aanmerkt als nettobedragen exclusief BTW. Dit geldt voor de situatie waarin de leverancier zijn dienst als vrijgesteld heeft beschouwd en de door de Belastingdienst nageheven BTW kennelijk niet achteraf kan worden verhaald op de afnemers van goederen die van BTW zijn vrijgesteld.
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Omzetbelasting, Europees belastingrecht
Editie: 4 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag