Belanghebbende, X, is het niet eens met zijn WOZ-waarde. Rechtbank Rotterdam handhaaft de waarde, maar constateert wel een schending van art. 40 lid 2 Wet WOZ. Omdat X alleen op het punt van art. 40 Wet WOZ in het gelijk wordt gesteld, halveert de rechtbank de proceskostenvergoeding. Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank haar oordeel om de PKV te verminderen heeft gemotiveerd en deze beslissing niet onbegrijpelijk is.
Advocaat-generaal Pauwels bespreekt de bevoegdheid van de bestuursrechter om een proceskostenvergoeding te matigen indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Hij adviseert de Hoge Raad om geen vaste criteria te formuleren maar wel te benadrukken dat de rechter terughoudend moet zijn met gebruik van deze bevoegdheid. Om dat laatste enerzijds te borgen en anderzijds te kunnen controleren dient de rechter de matiging te motiveren. In de onderhavige zaak meent de A-G dat het oordeel van het hof over de toepassing van art. 2 lid 2 BPB niet blijk geeft van een miskenning van de terughoudendheid die moet worden betracht bij de beslissing om die bepaling toe te passen. De A-G verwerpt de opvatting van X dat het gelijk wat betreft het geschil over art. 40 lid 2 Wet WOZ "nimmer" een punt van ondergeschikt belang kan zijn. De rol van de Hoge Raad in zaken als deze is beperkt tot de toets of de beslissing van de lagere rechter a) is gemotiveerd en b) er blijk van geeft dat de bedoelde terughoudendheid in acht is genomen. Het cassatieberoep van X is ongegrond.
Wetingang:
Besluit proceskosten bestuursrecht artikel 2
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75
Wet waardering onroerende zaken artikel 40
Instantie: Hoge Raad (Parket)
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 16 september
Informatiesoort: VN Vandaag
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief