Advocaat-generaal Pauwels bespreekt de bevoegdheid van de bestuursrechter om een proceskostenvergoeding te matigen indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Hij adviseert de Hoge Raad om geen vaste criteria te formuleren maar wel te benadrukken dat de rechter terughoudend moet zijn met gebruik van deze bevoegdheid.

Belanghebbende, X, is het niet eens met zijn WOZ-waarde. Rechtbank Noord-Holland handhaaft de waarde, maar constateert wel een schending van art. 40 lid 2 Wet WOZ. Voor de proceskostenvergoeding past de rechtbank een wegingsfactor 0,25 toe. Hof Amsterdam bevestigt dit oordeel en kwalificeert het gelijk van X als een punt van ondergeschikt belang: een formeel gebrek dat geen nader feitenonderzoek vergde.

Advocaat-generaal Pauwels bespreekt de bevoegdheid van de bestuursrechter om een proceskostenvergoeding te matigen indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Hij adviseert de Hoge Raad om geen vaste criteria te formuleren maar wel te benadrukken dat de rechter terughoudend moet zijn met gebruik van deze bevoegdheid. Om dat laatste enerzijds te borgen en anderzijds te kunnen controleren dient de rechter de matiging te motiveren. In de onderhavige zaak oordeelde het hof dat in de uitspraak van de rechtbank besloten ligt dat zij de wegingsfactor heeft gematigd op grond van art. 2 lid 2 BPB. Het daartegen gerichte middel van X faalt. Het oordeel van het hof berust ook niet op een onjuiste rechtsopvatting, zodat ook het tweede middel van X faalt. Daarbij merkt de A-G nog op dat bij de vraag of sprake is van een “punt van ondergeschikt belang” niet de aard van de geschonden norm (zoals art. 40 lid 2 Wet WOZ) beslissend is, maar het gewicht van dat geschilpunt in verhouding tot de hele zaak, gemeten naar belang en complexiteit. Het hof mocht in zijn beoordeling bovendien rekening houden met de omstandigheid dat sprake was van “een in algemene termen geformuleerde grief waarvoor geen feitenonderzoek door de gemachtigde noodzakelijk was”. De rol van de Hoge Raad in zaken als deze is beperkt tot de toets of de beslissing van de lagere rechter a) is gemotiveerd en b) er blijk van geeft dat de bedoelde terughoudendheid in acht is genomen. Het cassatieberoep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet waardering onroerende zaken artikel 40

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75

Besluit proceskosten bestuursrecht artikel 2

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen