Het kabinet vindt de afname van het aantal bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang in beginsel een positieve ontwikkeling, als dat daadwerkelijk betekent dat er minder schijnzelfstandigen werkzaam zijn in deze sectoren. Dit schrijft Minister Bruijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in antwoord op vragen van het lid El Abassi (DENK) over de problemen in de thuiszorg en kinderopvang door de afname van het aantal ZZP’ers.

De minister maakt daarbij nog wel een voorbehoud met betrekking tot de exacte cijfers, want die zijn nog niet bekend. Later dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over aanvullende feitelijke gegevens over eventuele effecten van de opheffing van het handhavingsmoratorium. Verder merkt de minister nog op dat een afname van het aantal ZZP’ers niet hoeft te leiden tot het vergroten van personeelstekorten. Het is namelijk zeer goed mogelijk dat deze mensen nog steeds werkzaam zijn in de thuiszorg en de kinderopvang, maar dan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.4

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 2

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Loonbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Editie: 26 september

Informatiesoort: VN Vandaag

68

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen