
De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State oordeelt dat de afsluitende brief over de Fraude Signalering Voorziening een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat bezwaar en beroep mogelijk zijn.
X ontvangt op 23 april 2021 een brief waarin staat dat zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) zijn opgenomen. Hij doet op 4 mei 2021 een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens, dat op 23 juli 2021 is toegewezen. Op 17 maart 2023 deelt de minister van Financiën X mede dat hij niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming wegens onrechtmatige registratie in de FSV. De minister stelt dat de afsluitende brief enkel informatief van aard is en geen besluit vormt volgens art. 1:3 lid 1 Awb. X maakt bezwaar tegen deze brief, maar de minister verklaart dit bezwaar niet-ontvankelijk. Volgens Rechtbank Rotterdam heeft de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. X stelt hoger beroep in.
De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State oordeelt dat de afsluitende brief over de FSV-registratie een besluit is volgens art. 1:3 lid 1 Awb. Het tegemoetkomingsbeleid voor schending van de AVG heeft geen grondslag in een wettelijk voorschrift, er is sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid. Buitenwettelijk begunstigend beleid kan dienen als buitenwettelijke bevoegdheidsgrondslag voor het nemen van besluiten. Op dat beleid heeft de minister vervolgens zijn besluit gebaseerd. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam. De minister moet binnen twaalf weken een nieuw besluit nemen en dit deugdelijk motiveren, waarbij hij moet ingaan op de gevolgen van de FSV-registratie voor X en het betoog van X dat het tegemoetkomingsbeleid onredelijk is.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:113
Algemene wet bestuursrecht 8:1
Algemene wet bestuursrecht 7:1
Algemene wet bestuursrecht 1:3
Instantie: Raad van State
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 juni
Informatiesoort: VN Vandaag