X BV is in 2013 opgericht en heeft als enig aandeelhouder een holding, waarvan de dga tevens bestuurder is. In augustus 2018 sluit de dga een overeenkomst met een buitenlandse vennootschap voor de aankoop van crypto-tokens. De overeenkomst vermeldt de dga als koper. In september 2018 maakt X BV een bedrag over aan de verkoper. In de jaarrekening 2018 van X BV wordt de investering als belegging opgenomen. In 2020 laat de dga onderzoek doen naar de verkoper en doet hij aangifte van oplichting, waarbij hij optreedt als CEO van X BV. In 2020 draagt X BV een vordering wegens onrechtmatige daad over aan de dga. De inspecteur stelt dat de investering een privé-investering van de dga betreft en belast deze als winstuitdeling in box 2. X BV neemt in de aangifte vennootschapsbelasting 2019 een afwaardering op, die de inspecteur bij het opleggen van de aanslag niet accepteert. X BV gaat in beroep tegen de aanslag. In geschil is of X BV de afwaardering van de investering in crypto-tokens terecht in aanmerking neemt bij de bepaling van de fiscale winst.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de afwaardering van de investering niet bij X BV in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat de dga de overeenkomst voor de aankoop van de crypto-tokens in privé sluit en dat uit de stukken niet blijkt dat hij namens of in opdracht van X BV handelt. De betaling door X BV kwalificeert als een verkapte winstuitdeling aan de dga. De verwerking van de tokens als belegging in de jaarrekening van X BV en latere handelingen van de dga doen hier niet aan af. De rechtbank verwerpt het standpunt van X BV. De afwaardering is terecht niet in aanmerking genomen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 25 juli
Informatiesoort: VN Vandaag