X en zijn echtgenote kopen in 2023 een onroerende zaak. De koopprijs bedraagt € 195.000 en zij voldoen op aangifte € 20.280 overdrachtsbelasting tegen het algemene tarief van 10,4%. In de koopovereenkomst staat dat zij bezwaar zullen maken tegen het hoge tarief. In geschil is of de onroerende zaak naar haar aard als woning kwalificeert voor het verlaagde tarief overdrachtsbelasting.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat voor de toepassing van het verlaagde overdrachtsbelastingtarief bepalend is of een pand naar zijn aard bestemd is voor bewoning. De geschiktheid van een onroerende zaak om als woning te dienen is niet beslissend. De vraag of een onroerende zaak naar haar aard voor bewoning is bestemd, moet worden beantwoord aan de hand van een objectieve maatstaf die zoveel mogelijk aanknoopt bij de kenmerken van het bouwwerk zelf. Dit wordt bereikt door aansluiting te zoeken bij het doel waarvoor de onroerende zaak oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd. Indien een onroerende zaak oorspronkelijk niet met bewoning als doel is gebouwd, maar het bouwwerk nadien is verbouwd om het geschikt te maken voor bewoning, kan het alleen worden geacht zijn aard van niet-woning te hebben behouden indien niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om het weer voor andere vorm van gebruik dan bewoning geschikt te maken. De onroerende zaak is niet met bewoning als doel gebouwd. X maakt niet aannemelijk dat een verbouwing naar woning heeft plaatsgevonden. Het feit dat de onroerende zaak door de makelaar als woning in een woonwijk te koop is aangeboden, dat de onroerende zaak een woonbestemming heeft en dat de onroerende zaak geschikt is voor bewoning, maakt niet dat de onroerende zaak naar haar aard een woning is. Het beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 14
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 21 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag