X heeft op 9 februari 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 56 ontvangen, bestaande uit € 1,90 parkeerbelasting en € 54,10 kosten. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X gaat in hoger beroep. De heffingsambtenaar voert geen verweer en dient op de dag van de zitting een brief met bijlagen in. X stelt dat hij de uitspraak op bezwaar pas op 1 februari 2023 heeft ontvangen. In geschil is of het beroep van X ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de uitspraak op bezwaar naar het juiste e-mailadres van de gemachtigde van X is verzonden. De heffingsambtenaar heeft geen bewijs overgelegd dat de uitspraak op bezwaar op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. X stelt dat hij de uitspraak pas op 1 februari 2023 heeft ontvangen, waardoor de beroepstermijn op 2 februari 2023 is gestart en het beroepschrift tijdig is ingediend. Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor inhoudelijke behandeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 2:14
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 juni
Informatiesoort: VN Vandaag