Advocaat-generaal Kokott concludeert dat voor de BTW-heffing niet is vereist dat een belastingplichtige een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Wel moet de belastingplichtige een eigen rechtsbevoegdheid bezitten.

Česká síť s.r.o. werkt samen met verschillende ondernemingen die in de Verenigde Staten van Amerika zijn gevestigd. Deze ondernemingen oefenen via filialen in Tsjechië activiteiten uit met betrekking tot het verlenen van toegang tot het internet. A is de bestuurder en enig vennoot van Česká sít. Hij is ook het hoofd van de filialen van de drie Amerikaanse ondernemingen. Deze filialen hebben geen materiële of immateriële activa en geen loonkosten. De Tsjechische Belastingdienst merkt Česká sít en de drie filialen aan als een ‘burgerlijke vennootschap’, een associatie van personen die zelf geen rechtspersoonlijkheid bezit. Op grond van de Tsjechische BTW-wet is Česká sít aangemerkt als ‘aangewezen vennoot’ en is zij de BTW voor de gehele vennootschap verschuldigd. Česká sít is het daar niet mee eens. De Tsjechische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat voor de BTW-heffing niet is vereist dat een belastingplichtige een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Wel moet de belastingplichtige een eigen rechtsbevoegdheid bezitten. Verder merkt de A-G op dat een economische activiteit ‚zelfstandig’ wordt verricht wanneer de belastingplichtige in eigen naam handelt. Dit blijkt uit het optreden naar buiten toe. Of hij daarbij in strijd met interne afspraken, zoals een vennootschapsovereenkomst handelt, is met het oog op de BTW-wetgeving niet relevant.

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Editie: 4 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen