Hof Den Haag oordeelt dat de belastingrente over 2021 terecht en naar het juiste bedrag wordt vastgesteld, omdat X geen verzoek tot wijziging of stopzetting van de voorlopige aanslag indient.

De inspecteur legt X voor 2021 een voorlopige aanslag IB/PVV op met een teruggaaf van € 2165. Na uitnodiging tot aangifte vraagt X herhaaldelijk om uitstel, deels verleend en deels afgewezen. X dient op 21 februari 2023 aangifte in. De definitieve aanslag leidt tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.888, een verzuimboete van € 385 en belastingrente van € 42. X maakt bezwaar tegen deze beschikkingen, maar de inspecteur verklaart dit ongegrond. In beroep bevestigt de rechtbank de belastingrente, omdat deze overeenkomstig de wettelijke bepalingen is berekend. In hoger beroep voert X aan dat de inspecteur de voorlopige teruggave had moeten stopzetten en dat 4% rente onredelijk is. De inspecteur stelt dat de wettelijke regeling is gevolgd en dat geen verzoek tot wijziging is ontvangen voor 2021. In geschil is of de belastingrente over 2021 terecht en naar het juiste bedrag conform art. 30fc en 30hb AWR wordt vastgesteld.

Hof Den Haag oordeelt dat de belastingrente conform art. 30fc en 30hb AWR is berekend. X dient geen verzoek tot wijziging of stopzetting van de voorlopige teruggave in en blijft verantwoordelijk voor het controleren en aanpassen van de voorlopige aanslag. Het percentage van 4%, vastgesteld via het Besluit belasting- en invorderingsrente, blijft binnen de ruime beoordelingsmarge van de wetgever en geldt ook bij vergoedingen. Er is geen strijd met verbindende verdragsbepalingen of omstandigheden die verlaging rechtvaardigen. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 30FC

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 30HB

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 31 december

Informatiesoort: VN Vandaag

18

Gerelateerde artikelen