Rechtbank Gelderland oordeelt dat de belastingrente van 4% niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur of het evenredigheidsbeginsel. De rente is terecht in rekening gebracht.

X heeft suppletie-aangiften omzetbelasting ingediend voor de jaren 2017 tot en met 2020. Op 28 juli 2022 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 876.637, inclusief € 30.250 aan belastingrente. X maakt bezwaar tegen de hoogte van de belastingrente, stelt dat deze niet marktconform is en dat de inspecteur al gedeeltelijk over het belastingbedrag beschikte. Daarnaast stelt X dat sprake is van dubbele beboeting. De inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in. In geschil is of de belastingrente van 4% terecht en tot het juiste bedrag is berekend.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de belastingrente van 4% niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur of het evenredigheidsbeginsel. Tot 1 oktober 2020 is het rentepercentage vastgesteld in de AWR, een wet in formele zin, waardoor de rechtbank niet bevoegd is de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen. Vanaf 1 oktober 2020 is het rentepercentage vastgesteld bij het Besluit belasting- en invorderingsrente, en de rechtbank acht dit percentage niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook het betoog van X dat de Belastingdienst al gedeeltelijk over het belastingbedrag beschikte en dat sprake is van dubbele beboeting wordt verworpen. X krijgt wel een immateriële schadevergoeding van € 1000 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ia

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Omzetbelasting

Editie: 9 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

125

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen