
Het hof stelt de volgende prejudiciële vraag:
‘Schenden de artikelen 12 tot 14 van de richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie, in zoverre die bepalingen de lidstaten verplichten de in de Unie gevestigde groepsentiteiten van een MNO-groep te onderwerpen aan een UTPR-bijheffing, waardoor die entiteiten belastingplichtig zouden worden voor onderbelaste winsten gerealiseerd door andere groepsentiteiten in een andere jurisdictie, en dit zonder dat een onderscheid zou worden gemaakt naargelang de financiële draagkracht van die belastingplichtige groepsentiteiten, de artikelen 15, 16, 17, 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het beginsel van rechtszekerheid en het beginsel van fiscale territorialiteit?’
Instantie: Grondwettelijk Hof van België
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Europees belastingrecht
Editie: 11 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus