
De strafkamer van de Hoge Raad oordeelt dat de beperkingen van de proceskostenvergoeding in Mulderzaken toelaatbaar zijn.
Belanghebbende, X, procedeert met een gemachtigde tegen een sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ook wel de Wet Mulder. In hoger beroep is alleen de hoogte van de proceskostenvergoeding in geschil. Sinds 1 januari 2024 geldt in Wahv-zaken dat deze vergoeding wordt vermenigvuldigd met 0,25 als de sanctie wordt vernietigd of aangepast, en met 0,10 in andere gevallen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat deze vermenigvuldigingsfactoren in Mulderzaken buiten toepassing moet blijven (V-N 2025/2.25). Het hof stelt dat het niet kan beoordelen of het onderscheid tussen Wahv-zaken en andere bestuursrechtelijke procedures (behoudens WOZ en BPM) verenigbaar is met het discriminatieverbod van art. 14 EVRM en art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM.
De strafkamer van de Hoge Raad oordeelt dat de beperkingen van de proceskostenvergoeding in Mulderzaken toelaatbaar zijn. De Hoge Raad sluit aan bij zijn eerdere oordeel over de vergelijkbare bepalingen in de WOZ- en BPM-wetgeving (HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, V-N 2025/5.27) en acht het gerechtvaardigd dat de wetgever voor Wahv-zaken soortgelijke vermenigvuldigingsfactoren heeft ingevoerd. Er bestaat volgens de Hoge Raad geen reden om voor Mulderzaken, waarvoor dezelfde beoordelingsmaatstaven hebben te gelden en waar in de praktijk dezelfde problemen spelen, tot een ander oordeel te komen. De wetgever heeft gezien de problematiek in redelijkheid aanleiding kunnen vinden om voor Mulderzaken vergelijkbare vermenigvuldigingsfactoren in de wet op te nemen. Ook de regeling in de Wahv dient een doelstelling die voor de toepassing van de verdragsbepalingen als legitiem moet worden aangemerkt. Nu de Hoge Raad net als voor WOZ en BPM-zaken de werkingssfeer van de vermenigvuldigingsfactoren beperkt tot zuivere no-cure-no-pay-gemachtigden, kan ook niet worden gezegd dat de wetgever verder is gegaan dan nodig om dat doel te bereiken. Van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling is geen sprake. De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 juni
Informatiesoort: VN Vandaag