X BV verkrijgt op 31 december 2020 samen met Y BV een onroerende zaak die oorspronkelijk als woning is gebouwd, maar sinds de jaren zeventig hoofdzakelijk als kantoorruimte wordt gebruikt. De koopovereenkomst en leveringsakte vermelden het pand als kantoorgebouw. Op dezelfde dag leveren X BV en Y BV het pand door aan drie stichtingen. De onroerende zaak heeft een gemengde bestemming en staat in de gemeentelijke WOZ-administratie als woning geregistreerd. Sinds juni 2020 wordt het pand anti-kraak bewoond. De feitelijke situatie toont onder meer een keuken, sanitaire voorzieningen en centrale verwarming, maar ook kantoorindelingen en restanten van een luchtbehandelingssysteem. In geschil is of de onroerende zaak op het moment van levering kwalificeert als woning in de zin van art. 14 lid 2 Wet BRV 1970, zodat het verlaagde tarief van toepassing is.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de onroerende zaak, ondanks langdurig gebruik als kantoor, zijn aard van woning behoudt omdat slechts beperkte aanpassingen nodig zijn om het pand weer geschikt te maken voor bewoning. Het hof wijst op de oorspronkelijke bouw als woning en de aanwezigheid van essentiële voorzieningen. Het dichten van gaten en het herstellen van plafonds volstaat; verdere verbouwingen zijn niet noodzakelijk. Daarmee voldoet X BV aan de bewijslast voor toepassing van het verlaagde tarief. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de inspecteur en bepaalt dat X BV recht heeft op teruggaaf van overdrachtsbelasting naar het tarief voor woningen.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Wet op belastingen van rechtsverkeer 13
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 19 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag