Rechtbank Den Haag beschouwt het beroepschrift van X gericht tegen meerdere op één biljet verenigde WOZ-beschikkingen als één beroep. 

Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarde van een viertal onroerende zaken. In de beroepsfase krijgt X alsnog gelijk van de gemeente. Nadat de WOZ-waarde ambtshalve verlaagd is door de gemeente is enkel nog in geschil de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. X bepleit een wegingsfactor van 1,5 in verband met het feit dat het beroep betrekking heeft op meerdere objecten.

Rechtbank Den Haag beschouwt het beroepschrift van X gericht tegen meerdere op één biljet verenigde WOZ-beschikkingen als één beroep. Partijen beroepen zich op het arrest HR 12 april 2013, nr. 12/02674, V-N 2013/19.11 waarin de Hoge Raad oordeelde dat een bezwaarschrift gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten beschouwd moet worden als één bezwaar. De rechtbank overweegt dat dit arrest betrekking heeft op de kostenvergoeding in de bezwaarfase en daarom niet zonder meer op de beroepsfase kan worden toegepast. In dit geval ziet de rechtbank, gelet op de gelijkenis, echter wel reden voor toepassing van de rechtsregel uit het arrest. Dat betekent dat er sprake is van slechts één beroep. Nu het gaat om soortgelijke objecten die in één beroepschrift zijn behandeld, ziet de rechtbank geen reden voor toepassing van een hogere wegingsfactor dan 1. Het gelijk is aan de gemeente.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 12 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen