Verzoekers X1 en X2 zijn getuigen in een civiele Nederlandse procedure. Rechtbank Limburg heeft in 2024 op verzoek van een procespartij het voorlopig getuigenverhoor gelast. X1 en X2 berichten hierop aan de rechter-commissaris dat zij zich als familielid van een procespartij op onder meer het verschoningsrecht beroepen. Zij verzoeken de rechter-commissaris om hierop voorafgaand aan het verhoor te beslissen. Volgens de rechter-commissaris zijn ze verplicht te verschijnen en is het bij het verhoor aan hem om over het beroep op het verschoningsrecht te oordelen. X1 en X2 verschijnen vervolgens niet en gaan in hoger beroep bij Hof 's-Hertogenbosch. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. X1 en X2 gaan hiertegen in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat een getuige in beginsel pas tijdens het verhoor een beroep op het verschoningsrecht kan doen, waarmee het voor de rechter toetsbaar is. Als echter direct duidelijk is dat deze gronden aanwezig zijn, kan het uit praktisch oogpunt de voorkeur verdienen dat de getuige deze tevoren schriftelijk aan de rechter en de betrokken partijen bekendmaakt om verspilling van tijd en kosten te voorkomen. Als de partij die de getuige heeft opgeroepen zich niet met deze gronden kan verenigen, zal de getuige in beginsel alsnog moeten verschijnen voordat de rechter een beslissing over de weigeringsgrond(en) neemt. Alleen als de partij die volhardt bij de oproeping geen enkel in rechte te respecteren belang bij de verschijning van de getuige heeft aangevoerd, zal de getuige met een beroep daarop schriftelijk aan de rechter mogen vragen dat hij op dit punt eerst een beslissing geeft (zie HR 17 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:255, NJB 2023/596). In casu hebben zowel de rechter-commissaris als het hof nog niet beslist op het beroep op het verschoningsrecht. In de omstandigheid dat het hof het hoger beroep ontvankelijk heeft geacht en de getuigen heeft veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, ligt ook niet besloten dat het hof verlof heeft verleend voor het instellen van beroep in cassatie. Het beroep is dus niet-ontvankelijk. X1 en X2 worden ook veroordeeld in de kosten van het geding.
Wetingang:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 165
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag