Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een beroep tegen een beslissing van de ontvanger over uitstel van betaling niet bij de belastingrechter thuishoort. De directeur van de Belastingdienst moet het beroepschrift als administratief beroep behandelen.

X verzoekt de ontvanger van de Belastingdienst om uitstel van betaling van een aanslag erfbelasting 2021. De ontvanger verklaart X’ bezwaar tegen de afwijzing van het uitstel niet-ontvankelijk. X stelt daarop beroep in bij de belastingrechter. In geschil is of de belastingrechter bevoegd is te oordelen over een beslissing van de ontvanger inzake uitstel van betaling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat besluiten over uitstel van betaling vallen onder de Invorderingswet 1990 en niet onder de uitzonderingen waarbij de belastingrechter wel bevoegd is. Alleen de directeur van de Belastingdienst is in dit kader bevoegd om het beroep als administratief beroep te behandelen. De rechtbank draagt de directeur op het beroepschrift van X in behandeling te nemen. Pas nadat dit is afgehandeld, kan een restantgeschil aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd. Hiermee bevestigt de rechtbank de formele scheiding tussen fiscale geschilbeslechting omtrent aanslagen en invorderingsbesluiten. X krijgt het betaalde griffierecht terug.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.5

Invorderingswet 1990 artikel 1

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Invordering

Editie: 21 november

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen