X maakt bezwaar tegen aanslagen onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond en meldt dat het uitstel van betaling is vervallen. De invorderingsambtenaar verstuurt vervolgens een aanmaning en daarna een dwangbevel, waarbij betekeningskosten worden opgelegd. X verzet zich per brief tegen het dwangbevel en de kosten. De invorderingsambtenaar handhaaft het dwangbevel en de kosten in de uitspraak op bezwaar en kondigt verdere invorderingsmaatregelen aan. X stelt beroep in en voert aan dat afspraken over uitstel van betaling zijn gemaakt en dat hij het niet eens is met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
In geschil is of de invorderingsambtenaar de betekeningskosten van het dwangbevel terecht in rekening heeft gebracht en of de rechtbank bevoegd is te oordelen over het beroep tegen het dwangbevel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de invorderingsambtenaar de betekeningskosten van het dwangbevel terecht op basis van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet heeft berekend. X heeft niet voldaan aan de betalingsverplichting na aanmaning, waardoor het dwangbevel en de kosten rechtmatig zijn. Voor zover het beroep is gericht tegen het dwangbevel of de tenuitvoerlegging daarvan, verklaart de rechtbank zich onbevoegd, omdat de fiscale bestuursrechter niet mag oordelen over de invordering en tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Het beroep is ongegrond en X kan voor verzet tegen de tenuitvoerlegging uitsluitend terecht bij de civiele rechter.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:5
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag