X ontvangt over de jaren 2016 tot en met 2019 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. X maakt bezwaar tegen deze aanslagen. De inspecteur wijst de bezwaren af en verzendt de uitspraken op bezwaar met dagtekening 19 juli 2022. X stelt dat hij de uitspraken op bezwaar pas veel later heeft ontvangen op zijn adres in Duitsland, waardoor hij het beroepschrift na de reguliere termijn heeft ingediend. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X voert in verzet aan dat de inspecteur geen bewijs van tijdige verzending overlegt en dat de postbezorging structureel vertraagd is, ook bij binnenlandse verzendingen. X betoogt dat hij geen gebruik kan maken van de volledige beroepstermijn en dat de inspecteur moet aantonen wanneer de verzending daadwerkelijk plaatsvond.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de uitspraken op bezwaar daadwerkelijk op de dagtekening zijn verzonden. De rechtbank stelt dat, indien X betwist dat de verzending op de dagtekening plaatsvond, de inspecteur de tijdige verzending moet aantonen. Nu de inspecteur geen bewijsstukken overlegt, vangt de beroepstermijn aan op de dag nadat X de uitspraken op bezwaar ontvangt. Het beroep is daardoor tijdig ingediend. De rechtbank verklaart het verzet gegrond en hervat het onderzoek in de stand van vóór de niet-ontvankelijkverklaring.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8.54
Algemene wet bestuursrecht 6.11
Algemene wet bestuursrecht 6.7
Algemene wet bestuursrecht 6.9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26c
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 22 juli
Informatiesoort: VN Vandaag