Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd. Gezien de aanwezigheid van de contanten in de woning is de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting.
X is lid van de Y-familie en maakt onderdeel uit van de Roma-gemeenschap en is veroordeeld voor valsheid in geschrifte. In 2010 koopt hij, één dag na zijn achttiende verjaardag, voor € 880.000 een woning. X merkt deze woning aan als zijn eigen woning. Op vragen over de financiering van de woning verstrekt X een leningsovereenkomst en een schuldbekentenis voor een bedrag van € 950.000. Bij een doorzoeking van de woning in 2010 wordt (onder meer) een bedrag van € 47.000 aan contanten en een grote hoeveelheid sieraden met een vervangingswaarde van € 279.835 aangetroffen. De inspecteur legt IB-(navorderings)aanslagen 2010 op naar een box 1-inkomen van € 880.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd. Gezien de aanwezigheid van de contanten in de woning is de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting. Dat het in de Roma cultuur gebruikelijk is om met meerdere personen in een woning te wonen en dat de bezittingen gemeenschappelijk zijn, acht de rechtbank niet van belang. Onduidelijk blijft namelijk van wie de contanten die in het huis lagen, of een gedeelte daarvan, precies waren. Verder merkt de rechtbank nog op dat de aanwezigheid van de contanten in ieder geval niet kan worden verklaard uit bij de Belastingdienst bekende inkomsten of het vermogen van X. X maakt verder niet aannemelijk dat sprake is van een lening. X heeft de bevindingen van de inspecteur ten aanzien van de schriftelijke leningsovereenkomst niet betwist zodat aan die overeenkomst geen bewijswaarde toekomt. Dat het mondeling overeenkomen van leningen veel voorkomt in de Roma-gemeenschap, brengt nog niet mee dat er dan geen bewijs bestaat van de aanwezigheid van die lening. Er wordt geen rekening gehouden met een lening. Nu de schatting van de inspecteur volgens de rechtbank ook niet te hoog is, blijft de IB-aanslag 2010 in stand. De IB-navorderingsaanslag 2010, die naar dezelfde grondslag is opgelegd, wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.3
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 mei
Informatiesoort: VN Vandaag