X BV treedt op als voormalig vereffenaar van A U.A., die op 30 augustus 2017 is ontbonden en op 16 november 2017 ophoudt te bestaan. De inspecteur legt in november 2019 een aanslag VPB 2016 op aan A U.A., waarbij dividenduitkeringen van een Japanse deelneming buiten de deelnemingsvrijstelling worden gehouden. Belastingadvieskantoor B gaat in bezwaar namens A U.A., zonder expliciete vermelding van X BV als vereffenaar. Later overlegt X BV een bekrachtiging waarin zij B machtigt om namens A U.A. bezwaar te maken. Het hof acht het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een volmacht en verkeerde tenaamstelling. Zowel X BV als de staatssecretaris stellen cassatieberoep in. X BV bestrijdt de niet-ontvankelijkverklaring en stelt dat bekrachtiging rechtsgeldig is. De staatssecretaris betoogt in het incidentele cassatieberoep dat het beroep door een ander is ingesteld dan degene die bezwaar heeft gemaakt.

Advocaat-generaal Koopman concludeert dat het hof het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. X BV bekrachtigt namelijk in haar hoedanigheid van voormalig vereffenaar van A U.A. dat B bevoegd is om bezwaar te maken namens A U.A. Een latere bekrachtiging heeft dezelfde rechtsgevolgen als een vooraf verleende volmacht. Het hof miskent dat de bekrachtiging de vertegenwoordigingsfout herstelt. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X BV gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen. Het incidentele beroep van de staatssecretaris is volgens de A-G ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Invorderingswet 1990 artikel 8

Invorderingswet 1990 artikel 8

Invorderingswet 1990 artikel 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 11

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 26A

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.1

Algemene wet bestuursrecht artikel 6.10

Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 19

Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 19

Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 19

Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 23B

Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 23