Rechtbank Arnhem oordeelt dat het bezwaar van X, dat hij indient bij dezelfde brief als die waarin hij om een beschikking verzoekt, prematuur is en dus niet-ontvankelijk.

X is door vererving eigenaar geworden van een woning. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 247.000. Aan X is een beschikking op verzoek afgegeven in de zin van art. 26 Wet WOZ. In de brief waarin wordt verzocht om de beschikking, maakt X meteen bezwaar. In geschil is de vraag of dat ontvankelijk is.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat het bezwaar van X prematuur en dus niet-ontvankelijk is. X kon ten tijde van de indiening van het bezwaar redelijkerwijs nog niet menen dat de gemeente al een besluit op grond van art. 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WOZ had genomen. Dit volgt reeds uit de omstandigheid dat in dezelfde brief van 9 november 2010 het verzoek is gedaan om ten aanzien van X een zodanig besluit te nemen. In deze situatie kon er voor X dan ook geen misverstand over bestaan dat omtrent dat verzoek nog geen besluit tot stand was gekomen. Gelet hierop, is sprake van een voortijdig ingediend bezwaar. Voor zover X heeft gesteld dat de gemeente bij het nemen van de op zijn naam te stellen artikel 26-beschikking niet bevoegd zou zijn om een andere WOZ-waarde vast te stellen dan was vastgesteld voor de erflaatster, zodat de inhoud van die beschikking van tevoren al vaststond, is dat betoog onjuist. Het staat de gemeente vrij om bij het nemen van een nieuwe beschikking op grond van art. 26, eerste lid, van de Wet WOZ een andere waarde vast te stellen dan voorheen was vastgesteld (vgl. Hoge Raad 11 juli 2003, nr. 37.438, LJN: AH9768). Het bezwaar is niet-ontvankelijk.

 

Lees ook het thema over Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Arnhem

7

Gerelateerde artikelen