X is op 31 maart 2010 eigenaar geworden van een woning. Hij maakt bezwaar tegen de beschikking van de vorige eigenaar. De gemeente stuurt hem op 26 april 2010 een beschikking op zijn eigen naam. X maakt hiertegen geen bezwaar. In beroep is in geschil of X terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Rechtbank Breda oordeelt dat het belangrijkste element van de WOZ-beschikking de WOZ-waarde is en deze waarde is objectgebonden. X kon er aldus redelijkerwijs vanuit gaan dat de WOZ-waarde reeds ten aanzien van hem tot stand was gekomen, omdat die waarde toen al vaststond. Met toepassing van art. 6:10 Awb verklaart de rechtbank het bezwaar ontvankelijk. In beroep concludeert X tot een hogere waarde dan de waarde in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. De rechtbank kent X een kostenvergoeding toe van 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,25. De rechtbank acht de zaak van zeer licht gewicht, nu het bezwaar is gebaseerd op de eigen aankoopprijs van X.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Breda