X BV exploiteert een groothandel in voedings- en genotsmiddelen. In juni 2021 kondigt de inspecteur een boekenonderzoek aan en verzoekt X BV om informatie. Na herhaalde verzoeken en herinneringen levert X BV niet alle gevraagde gegevens aan. Vervolgens wijst de inspecteur op het voornemen een informatiebeschikking te geven, waarna X BV per e-mail reageert. De inspecteur stuurt vervolgens een aangepaste vragenbrief, maar ontvangt geen aanvullende informatie. De inspecteur stelt een informatiebeschikking vast met een duidelijke rechtsmiddelverwijzing. X BV schakelt een adviseur in, die met de inspecteur overlegt en een compromisvoorstel doet, dat wordt afgewezen. De inspecteur stelt dat mondeling bezwaar niet mogelijk is en dat de rechtsmiddelverwijzing duidelijk is. In november 2023 maakt X BV alsnog schriftelijk bezwaar, dat de inspecteur niet-ontvankelijk verklaart wegens termijnoverschrijding. In beroep is in geschil of het bezwaar van X BV ontvankelijk is ondanks overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het bezwaar te laat is ingediend. De rechtbank stelt vast dat de e-mail van X BV geen prematuur bezwaar vormt, omdat op dat moment nog geen informatiebeschikking is vastgesteld en X BV dit ook niet redelijkerwijs kan menen. Mondeling bezwaar is juridisch niet mogelijk en uit het overleg tussen de adviseur van X BV en de inspecteur blijkt geen intentie tot bezwaar. Tot is de rechtsmiddelverwijzing in de informatiebeschikking voldoende duidelijk, zodat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep van X BV is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:10
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 september
Informatiesoort: VN Vandaag